Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
13 januari 2015.
Hoge Raad
Op 13 januari 2015 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 18 april 2013 was gewezen. De zaak betreft een beroep in cassatie ingesteld door de verdachte, die werd bijgestaan door mr. P.T.C. van Kampen, advocaat te Amsterdam. De advocaat heeft middelen van cassatie voorgesteld, welke zijn gehecht aan het arrest. De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarop de raadsvrouwe schriftelijk heeft gereageerd.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft daarom het beroep verworpen.
Deze uitspraak is gedaan door de raadsheer J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en V. van den Brink, in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.