ECLI:NL:HR:2015:647

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 maart 2015
Publicatiedatum
19 maart 2015
Zaaknummer
14/04096
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep inzake inkomstenbelasting en proceskosten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 maart 2015 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van belanghebbende, een inwoner van Duitsland, tegen een uitspraak van het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch. De zaak betreft de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting voor het jaar 2009. De belanghebbende had eerder hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, die de aanslag had bevestigd. De belanghebbende heeft in cassatie een aantal klachten ingediend tegen de uitspraak van het Gerechtshof, waarop de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift heeft ingediend. De belanghebbende heeft vervolgens een conclusie van repliek ingediend.

De Hoge Raad heeft de klachten van de belanghebbende beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig was, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de uitspraak van het Gerechtshof heeft bevestigd.

Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, wat betekent dat de kosten van de procedure niet door een van de partijen hoeven te worden vergoed. De beslissing van de Hoge Raad om het beroep in cassatie ongegrond te verklaren, is openbaar uitgesproken door de vice-president en de raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

20 maart 2015
Nr. 14/04096
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z], Duitsland (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof te ’s-Hertogenboschvan 18 juli 2014, nr. 13/00709, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. AWB 12/3931) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2009 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal klachten aangevoerd.
De Staatssecretaris van Financiën heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.

2.Beoordeling van de klachten

De klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2015.