ECLI:NL:HR:2015:904

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 april 2015
Publicatiedatum
8 april 2015
Zaaknummer
14/00993
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Discrepantie in verklaring van verdachte en proces-verbaal in cassatiezaak

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, gedateerd 28 januari 2014. De zaak betreft een discrepantie tussen de verklaring van de verdachte, afgelegd tijdens de terechtzitting in hoger beroep op 14 januari 2014, en de weergave van die verklaring in het proces-verbaal. De verdediging, vertegenwoordigd door de advocaten mr. B.P. de Boer en mr. D.N. de Jonge, heeft middelen van cassatie ingediend, waarbij zij aanvoeren dat de bewijsvoering niet kan steunen op de verklaring zoals deze in het proces-verbaal is weergegeven.

De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, en de Hoge Raad heeft de argumenten van de verdediging beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de discrepantie tussen de verklaring en het proces-verbaal niet leidt tot cassatie, omdat de bewijsvoering ook zonder het gewraakte bewijsmiddel toereikend is. Dit oordeel is gebaseerd op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal, waaruit blijkt dat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden.

De Hoge Raad verwerpt het beroep en bevestigt daarmee de beslissing van het Gerechtshof. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 7 april 2015.

Uitspraak

7 april 2015
Strafkamer
nr. 14/00993
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 28 januari 2014, nummer 23/001097-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. B.P. de Boer en mr. D.N. de Jonge, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadslieden van de verdachte hebben daarop schriftelijk gereageerd.
2. Beoordeling van het eerste middel
2.1.
Het middel klaagt dat de door het Hof voor het bewijs gebezigde verklaring van de verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting in hoger beroep van 14 januari 2014, op wezenlijke onderdelen niet overeenstemt met de verklaring zoals weergegeven in het van die terechtzitting opgemaakte proces-verbaal.
2.2.
Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 8, 10 en 11 kan het middel niet tot cassatie leiden.

3.Beoordeling van het tweede middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 april 2015.