ECLI:NL:HR:2015:936

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 april 2015
Publicatiedatum
14 april 2015
Zaaknummer
14/00289
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen arrest Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden inzake strafzaak

Op 14 april 2015 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 19 december 2013 was gewezen. Het betreft een strafzaak waarin de verdachte, geboren in 1996, in cassatie is gegaan tegen het eerder genomen arrest. De verdediging is gevoerd door mr. M.L.M. van der Voet, advocaat te Amsterdam, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. Daarnaast heeft de benadeelde partij, vertegenwoordigd door mr. Y. Moszkowicz, advocaat te Utrecht, ook een middel van cassatie ingediend. Beide schrifturen zijn aan het arrest gehecht en maken daar deel van uit.

De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de voorgestelde middelen van de verdachte en de benadeelde partij beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, en dat dit geen nadere motivering behoeft, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De Hoge Raad concludeert dat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting. De uitspraak is gedaan door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.C. Rusche.

Uitspraak

14 april 2015
Strafkamer
nr. 14/00289
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 19 december 2013, nummer 21/005931-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. M.L.M. van der Voet, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Namens de benadeelde partij [benadeelde partij] heeft mr. Y. Moszkowicz, advocaat te Utrecht een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De raadsman van de verdachte heeft een verweerschrift ingediend.
De advocaat van de benadeelde partij [benadeelde partij] heeft een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de namens de verdachte voorgestelde middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het namens de benadeelde partij voorgestelde middel

Het middel kan niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier S.C. Rusche, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
14 april 2015.