Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de namens de verdachte voorgestelde middelen
3.Beoordeling van het namens de benadeelde partij voorgestelde middel
4.Beslissing
14 april 2015.
Hoge Raad
Op 14 april 2015 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 19 december 2013 was gewezen. Het betreft een strafzaak waarin de verdachte, geboren in 1996, in cassatie is gegaan tegen het eerder genomen arrest. De verdediging is gevoerd door mr. M.L.M. van der Voet, advocaat te Amsterdam, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. Daarnaast heeft de benadeelde partij, vertegenwoordigd door mr. Y. Moszkowicz, advocaat te Utrecht, ook een middel van cassatie ingediend. Beide schrifturen zijn aan het arrest gehecht en maken daar deel van uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de voorgestelde middelen van de verdachte en de benadeelde partij beoordeeld. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, en dat dit geen nadere motivering behoeft, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO). De Hoge Raad concludeert dat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, en dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting. De uitspraak is gedaan door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en H.A.G. Splinter-van Kan, in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.C. Rusche.