Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
14 april 2015.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 8 oktober 2013 is gewezen in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1970. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam. In de schriftelijke indiening is een middel van cassatie voorgesteld, dat aan het arrest is gehecht. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarop de raadsman schriftelijk heeft gereageerd.
De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, eerste lid, van het Reglement op de Rechtsvordering (RO), dat stelt dat geen nadere motivering vereist is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft op 14 april 2015 het beroep verworpen, waarbij het arrest is gewezen door de raadsheer J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren N. Jörg en V. van den Brink, in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.P. Bakker. De uitspraak is gedaan ter openbare terechtzitting.