ECLI:NL:HR:2016:1047

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 juni 2016
Publicatiedatum
2 juni 2016
Zaaknummer
15/05728
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard wegens onvoldoende belang

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 juni 2016 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van een belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. De zaak betreft een hoger beroep dat was ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, die op haar beurt betrekking had op een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiedam. Dit besluit was genomen op basis van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het voorgestelde middel voor cassatie geen behandeling rechtvaardigt. Dit oordeel is gebaseerd op de constatering dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld, klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep. Daarnaast is het middel zelf klaarblijkelijk niet tot cassatie in staat. Gezien deze overwegingen heeft de Hoge Raad, met toepassing van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie, besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren.

De uitspraak is gedaan door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren Th. Groeneveld en M.E. van Hilten. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.

Uitspraak

3 juni 2016
Nr. 15/05728
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Centrale Raad van Beroepvan 3 november 2015, nr. 14/1658 IOAW, op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van een Rechtbank Rotterdam (nr. 13/2173) betreffende een besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schiedam ingevolge de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De Hoge Raad is van oordeel dat het voorgestelde middel geen behandeling in cassatie rechtvaardigt omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat het middel klaarblijkelijk niet tot cassatie kan leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk verklaren.

2.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 3 juni 2016.