ECLI:NL:HR:2016:1233

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 juni 2016
Publicatiedatum
17 juni 2016
Zaaknummer
16/01256
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over ontvankelijkheid van het cassatieberoep in een WSNP-zaak

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 juni 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door een verzoekster in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP). De verzoekster had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 29 februari 2016 was gewezen. De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken in de feitelijke instanties, waaronder een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 30 november 2015. De Procureur-Generaal had in zijn standpunt aangegeven dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard diende te worden op basis van artikel 80a lid 1 van de Rechtsvordering (RO). De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de verzoekster geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat zij klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het cassatieberoep. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie dan ook niet-ontvankelijk, waarmee de eerdere uitspraken in stand bleven. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

17 juni 2016
Eerste Kamer
16/01256
LZ/RB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoekster].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak C/16/401425 / FT RK 15/2133 van de rechtbank Midden-Nederland van 30 november 2015;
b. het arrest in de zaak 200.181.608 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 29 februari 2016.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [verzoekster] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep met toepassing van artikel 80a lid 1 RO.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 5 – 9).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, M.V. Polak en C.E. du Perron, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
17 juni 2016.