Uitspraak
gevestigd te Moline, Illinois, Verenigde Staten van Amerika,
gevestigd te ’s-Heerenberg,
1.Het geding in feitelijke instantie
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
De schadeverzekeraar heeft aan Deere een bedrag van € 7.969.838,16 uitgekeerd. Volgens de polis had Deere een eigen risico van USD 2 miljoen.
De gevorderde hoofdsom betreft het eigen risico van de schadeverzekering van Deere (zie hiervoor in 3.1 onder (ii)), dat volgens Deere omgerekend in euro’s € 2.225.000,-- bedraagt.
Deere stelt deze resterende schade op een bedrag gelijk aan het door de verzekeraar op de uitkering ingehouden eigen risico. Die redenering kan niet zonder meer worden gevolgd. Bij de beoordeling van de voor Deere eventueel nog resterende schade zal immers eerst moeten worden vastgesteld wat de totale omvang van de door Deere door de brand geleden schade is.
Daarop dient het door de verzekeraar uitgekeerde bedrag in mindering te worden gebracht. Indien dan nog een positief saldo resteert, betreft dat de (resterende) schade die – veronderstellenderwijs uitgaande van de aansprakelijkheid van Moramplastics – door Moramplastics zou moeten worden vergoed. Bij de beoordeling van de schadeomvang in de verhouding tussen Deere en Moramplastics is het hof niet gebonden aan de door de (schade-expert van de) verzekeraar van Deere vastgestelde schadeomvang en daarbij gehanteerde uitgangspunten, alleen al omdat deze vaststelling mede is beïnvloed en bepaald door de inhoud van de verzekeringsovereenkomst (ingevolge deze overeenkomst heeft Deere aanspraak op de verkoopwaarde van de door de brand vernietigde zaken), waarbij Moramplastics geen partij is. (rov. 3.4)
4.Beslissing
24 juni 2016.