Uitspraak
beiden wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de ontvankelijkheid
4.Beslissing
24 juni 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 juni 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoekster 2], tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de beëindiging van een schuldsanering zonder het verkrijgen van een 'schone lei', zoals geregeld in artikel 354 van de Faillissementswet (Fw). De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Oost-Brabant en het arrest van het hof, waarin de verzoekers in hun verzoek om cassatie niet ontvankelijk werden verklaard. De Procureur-Generaal had in zijn standpunt aangegeven dat de verzoekers onvoldoende belang hadden bij het cassatieberoep, wat de Hoge Raad heeft overgenomen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de verzoekers geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. Dit arrest benadrukt de noodzaak van een informatieplicht bij nieuwe schulden in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP).