ECLI:NL:HR:2016:1296

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 juni 2016
Publicatiedatum
23 juni 2016
Zaaknummer
16/00632
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van schuldsanering zonder schone lei en informatieplicht bij nieuwe schulden

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 juni 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door verzoekers, [verzoeker 1] en [verzoekster 2], tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft de beëindiging van een schuldsanering zonder het verkrijgen van een 'schone lei', zoals geregeld in artikel 354 van de Faillissementswet (Fw). De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Oost-Brabant en het arrest van het hof, waarin de verzoekers in hun verzoek om cassatie niet ontvankelijk werden verklaard. De Procureur-Generaal had in zijn standpunt aangegeven dat de verzoekers onvoldoende belang hadden bij het cassatieberoep, wat de Hoge Raad heeft overgenomen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de verzoekers geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk. Dit arrest benadrukt de noodzaak van een informatieplicht bij nieuwe schulden in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP).

Uitspraak

24 juni 2016
Eerste Kamer
16/00632
EE/RB
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [verzoeker 1],
2. [verzoekster 2],
beiden wonende te [woonplaats],
VERZOEKERS tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.
Verzoekers zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoekers].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaken met insolventienummers C/01/12/509 R en C/01/12/510 R van de rechtbank Oost-Brabant van 4 december 2015;
b. het arrest in de zaak 200.181.972/01 van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 28 januari 2016.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof hebben [verzoekers] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het standpunt van de Procureur-Generaal strekt tot niet-ontvankelijkverklaring op grond van art. 80a lid 1 RO.

3.Beoordeling van de ontvankelijkheid

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 3 - 7).
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a lid 1 RO en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, A.H.T. Heisterkamp en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
24 juni 2016.