ECLI:NL:HR:2016:1349

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 juli 2016
Publicatiedatum
30 juni 2016
Zaaknummer
14/00526
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Uitspraak na prejudiciële beslissing
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bindende tariefinlichting en tariefindeling van soja-eiwitconcentraat na prejudiciële beslissing van het Hof van Justitie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure met zaaknummer 14/00526. De zaak betreft een bindende tariefinlichting die is afgegeven door de Staatssecretaris van Financiën met betrekking tot de tariefindeling van een soja-eiwitconcentraat, dat is verkregen na de bewerking van sojaschroot. Dit product is bedoeld als bestanddeel voor mengvoer voor zeer jonge kalveren. De Hoge Raad heeft deze zaak behandeld na een prejudiciële beslissing van het Hof van Justitie van de Europese Unie, die op 3 maart 2016 is gewezen in de zaak Customs Support Holland B.V. (C-144/15). De Hoge Raad heeft de vragen die aan het Hof van Justitie zijn gesteld, in het kader van de tariefindeling, in overweging genomen.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat het soja-eiwitconcentraat terecht is ingedeeld onder post 2309 van de Gecombineerde Nomenclatuur. Dit betekent dat de bindende tariefinlichting die door de Staatssecretaris is afgegeven, correct is. De Hoge Raad heeft het middel van de belanghebbende, Customs Support Holland B.V., gegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraken van het Gerechtshof Amsterdam en de Rechtbank niet in stand kunnen blijven. De Hoge Raad heeft de zaak zelf afgedaan en het beroep van Customs Support Holland B.V. ongegrond verklaard.

De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten, wat betekent dat de kosten van de procedure niet aan een van de partijen worden opgelegd. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de vice-president en de raadsheren in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

8 juli 2016
nr. 14/00526bis
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
de Staatssecretaris van Financiëntegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 19 december 2013, nr. 12/00318, na beantwoording van de door de Hoge Raad bij een arrest aan het Hof van Justitie van de Europese Unie gestelde vragen, betreffende de bij beschikking ten aanzien van
Customs Support Holland B.V.te
Rotterdam(hierna: belanghebbende) gegeven bindende tariefinlichting.

1.De loop van het geding in cassatie tot dusver

Voor een overzicht van het geding in cassatie tot aan het door de Hoge Raad in dit geding gewezen arrest van 13 maart 2015, nr. 14/00526, ECLI:NL:HR:2015:558, BNB 2015/83, wordt verwezen naar dat arrest, waarbij de Hoge Raad aan het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft verzocht een prejudiciële beslissing te geven over de in dat arrest geformuleerde vragen.
Bij arrest van 3 maart 2016, Customs Support Holland B.V., C-144/15, ECLI:EU:C:2016:133, BNB 2016/87, heeft het Hof van Justitie, uitspraak doende op die vragen, voor recht verklaard:
“De gecombineerde nomenclatuur die is opgenomen in bijlage I van verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijke douanetarief, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 948/2009 van de Commissie van 30 september 2009, moet aldus worden uitgelegd dat een soja-eiwitconcentraat als in het hoofdgeding onder post 2309 van deze nomenclatuur valt.”
Zowel belanghebbende als de Staatssecretaris heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, schriftelijk gereageerd op dit arrest.

2.Nadere beoordeling van het middel

Uit de hiervoor onder 1 weergegeven verklaring voor recht volgt dat het soja-eiwitconcentraat in de onderwerpelijke bindende tariefinlichting terecht is ingedeeld onder post 2309 van de Gecombineerde Nomenclatuur. Het middel slaagt derhalve. ’s Hofs uitspraak kan niet in stand blijven. De Hoge Raad kan de zaak afdoen.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verklaart het beroep in cassatie gegrond,
vernietigt de uitspraak van het Hof alsmede de uitspraak van de Rechtbank, en
verklaart het bij de Rechtbank ingestelde beroep ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren D.G. van Vliet, E.N. Punt, P.M.F. van Loon en L.F. van Kalmthout, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2016.