Uitspraak
gevestigd te [vestigingsplaats],
gevestigd te Amstelveen,
1.Het geding
2.Het tweede geding in cassatie
3.Beoordeling van de middelen
4.Beslissing
8 juli 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een geschil over aanbestedingsvoorwaarden voor schoonmaakwerkzaamheden. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. J. van Weerden, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. Dit arrest was eerder op 4 november 2014 gewezen en had betrekking op een geschil tussen de eiseres en de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. (KLM), die werd bijgestaan door mr. J.W.H. van Wijk en mr. M.E.M.G. Peletier.
De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die door de eiseres in de cassatieprocedure naar voren waren gebracht, niet konden leiden tot cassatie. De Hoge Raad verwees naar artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, waaruit bleek dat de aangevoerde klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekende dat de Hoge Raad de eerdere uitspraak van het hof bevestigde.
Daarnaast werd de eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van KLM werden begroot op een totaal van € 4.852,34, bestaande uit € 2.652,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot, en het arrest is gewezen door vice-president E.J. Numann als voorzitter, samen met de andere raadsheren.