Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste, het tweede, het derde en het vierde middel
3.Beoordeling van het vijfde middel
4.Slotsom
5.Beslissing
9 februari 2016.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, Economische Kamer, van 7 mei 2014, in de strafzaak tegen de verdachte. Het beroep is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door mr. L. de Leon, advocaat te Utrecht. De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de opgelegde straf, en tot vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf. De Hoge Raad heeft de middelen van cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden, met uitzondering van het vijfde middel dat betrekking heeft op de redelijke termijn in de cassatiefase. Dit middel is gegrond bevonden, omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden. Dit heeft geleid tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde geldboete van € 100.000,- naar € 97.500,-. De Hoge Raad heeft verder het beroep voor het overige verworpen. Het arrest is gewezen op 9 februari 2016 door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.