ECLI:NL:HR:2016:2044

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 september 2016
Publicatiedatum
9 september 2016
Zaaknummer
15/00211
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsaansprakelijkheid van taxateur commercieel vastgoed jegens bank en de toepassing van exoneratieclausule

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 september 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Coöperatieve Rabobank Borger-Klenckeland U.A. tegen [verweerder] c.s. De zaak betreft de beroepsaansprakelijkheid van een taxateur van commercieel vastgoed jegens de bank die als financier optrad. De centrale vraag was of een exoneratieclausule ook van toepassing is jegens de bank en of het beroep op deze clausule naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.

De Hoge Raad verwijst naar eerdere uitspraken in de feitelijke instanties, waaronder een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland en een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De Rabobank had beroep in cassatie ingesteld tegen het arrest van het hof, terwijl [verweerder] c.s. een voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep hadden ingesteld. De advocaten van beide partijen hebben de zaak toegelicht, waarbij de conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekte tot verwerping van het principale cassatieberoep.

De Hoge Raad oordeelde dat de klachten in het principale beroep niet tot cassatie konden leiden, en dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Aangezien het principale beroep faalde, kwam het voorwaardelijk incidentele beroep niet aan de orde. De Hoge Raad heeft de Rabobank in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, met een specificatie van de kosten.

Uitspraak

9 september 2016
Eerste Kamer
15/00211
LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
COÖPERATIEVE RABOBANK BORGER-KLENCKELAND U.A.,
gevestigd te Borger, gemeente Borger-Odoorn,
EISERES tot cassatie, verweerster in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. J. de Bie Leuveling Tjeenk,
t e g e n
1. [verweerder 1],
wonende te [woonplaats],
2. [verweerster 2],
gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERDERS in cassatie, eisers in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. B.T.M. van der Wiel.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Rabobank en [verweerder] c.s.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. het vonnis in de zaak C/18/127519/ HA ZA 11-527 van de rechtbank Noord-Nederland van 10 april 2013;
b. het arrest in de zaak 200.130.797/01 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 23 september 2014.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft Rabobank beroep in cassatie ingesteld. [verweerder] c.s. hebben voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld.
De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep en [verweerder] c.s. vorderen wettelijke rente over de toe te wijzen proceskosten.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, voor Rabobank mede door mr. J.W.M.K. Meijer en voor [verweerder] c.s. mede door mr. S.M.A. Wiersma.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het principale cassatieberoep.
De advocaat van Rabobank heeft bij brief van 3 juni 2016 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het principale beroep;
veroordeelt Rabobank in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op € 6.467,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Rabobank deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren C.A. Streefkerk, G. de Groot, M.V. Polak en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
9 september 2016.