ECLI:NL:HR:2016:2245

Hoge Raad

Datum uitspraak
4 oktober 2016
Publicatiedatum
4 oktober 2016
Zaaknummer
15/04963
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep in een strafzaak betreffende poging tot doodslag

Op 4 oktober 2016 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak met nummer 15/04963. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, die werd bijgestaan door advocaat M. van Dam uit 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een poging tot doodslag, waarbij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 22 oktober 2015 een arrest had gewezen in de strafzaak met nummer 20/002765-13. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, dan wel dat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en na gehoord te zijn door de Procureur-Generaal, heeft de Hoge Raad besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak is gedaan door de vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in aanwezigheid van griffier S.P. Bakker, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

4 oktober 2016
Strafkamer
nr. S 15/04963
SG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 22 oktober 2015, nummer 20/002765-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M. van Dam, advocaat te 's-Hertogenbosch, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
4 oktober 2016.