In deze zaak heeft [X] B.V. beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland van 26 februari 2016, nr. HAA 15/4079 V. De Rechtbank had eerder een verzet van belanghebbende tegen een uitspraak betreffende een boetebeschikking afgewezen. Deze boetebeschikking was opgelegd in verband met een naheffingsaanslag in de loonbelasting/premie volksverzekeringen voor het tijdvak van 1 maart 2015 tot en met 31 maart 2015. De belanghebbende heeft in cassatie één middel voorgesteld, waarop de Staatssecretaris van Financiën een verweerschrift heeft ingediend.
De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Dit betekent dat de Hoge Raad de uitspraak van de Rechtbank bevestigt.
Daarnaast heeft de Hoge Raad geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De beslissing van de Hoge Raad is op 7 oktober 2016 openbaar uitgesproken, waarbij de vice-president R.J. Koopman als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren C. Schaap en J. Wortel, en in aanwezigheid van de waarnemend griffier F. Treuren.