In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 oktober 2016 uitspraak gedaan over een aanvraag tot herziening van een eerder vonnis van de Politierechter. De aanvrager, geboren in 1973, was eerder veroordeeld voor diefstal door twee of meer verenigde personen en poging tot diefstal, met een gevangenisstraf van vier maanden. De aanvraag tot herziening is ingediend op basis van de stelling dat er gerede twijfel bestaat aan de betrouwbaarheid van geuridentificatieproeven die in de zaak zijn uitgevoerd. De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd dat de aanvraag gegrond is, verwijzend naar eerdere uitspraken van de Hoge Raad waarin werd vastgesteld dat geuridentificatieproeven in bepaalde gevallen niet als betrouwbaar kunnen worden beschouwd.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de aanvraag tot herziening gegrond is, omdat de aanvrager niet op de hoogte was van belangrijke informatie die de betrouwbaarheid van de geuridentificatieproeven in twijfel trekt. De Hoge Raad heeft de zaak verwezen naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling. Dit arrest benadrukt het belang van transparantie en betrouwbaarheid in het bewijs dat in strafzaken wordt gebruikt, vooral wanneer het gaat om methoden zoals geuridentificatieproeven die in het verleden zijn uitgevoerd.
De uitspraak heeft implicaties voor andere zaken waarin geuridentificatieproeven zijn gebruikt, en onderstreept de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van het bewijs in strafzaken. De Hoge Raad heeft de tenuitvoerlegging van het eerdere vonnis opgeschort, wat betekent dat de aanvrager voorlopig niet de gevolgen van de veroordeling hoeft te ondergaan terwijl de zaak opnieuw wordt beoordeeld.