Het Hof heeft ten aanzien van het bewijs voorts het volgende overwogen:
"Ten aanzien van feit 1:
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van feit 1. Daartoe is aangevoerd dat de uitgevoerde indicatieve tests onvoldoende zijn om vast te stellen of de in de auto van verdachte aangetroffen pakketjes hasjiesj bevatten. Bovendien kunnen de resultaten van die tests niet voor het bewijs worden gebruikt nu de verdediging de mogelijkheid is ontnomen een contra-expertise door het NFI te laten uitvoeren doordat de monsters uit die pakketten zijn vernietigd. De onmogelijkheid tot het uitvoeren van deze contra-expertise levert een vormverzuim op, hetgeen heeft te leiden tot vorenstaande bewijsuitsluiting, aldus de verdediging.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Verdachte wordt als bestuurder van een auto staande gehouden. In het deurvak aan de zijde van verdachte worden twee bruine blokken verpakt in transparante folie aangetroffen. De aanhoudende verbalisant merkt op dat het hem bekend is dat hasjiesj vaak op deze manier worden verpakt en dat de kleur en de bruine substantie overeenkomen met dat van hasjiesj.
Vervolgens worden de aangetroffen en inbeslaggenomen bruine blokken getest met de M.M.C. International B.V. Cannabis test. Het gebruik van voornoemde merk en type test-sets wordt geadviseerd door het NFI te Den Haag. De resultaten van deze tests zijn indicatief.
De verbalisant die voormeld onderzoek heeft uitgevoerd, heeft gerelateerd dat beide blokken eruitzagen en roken naar hasjiesj. Bovendien heeft de verbalisant gerelateerd dat bij beide blokken voormelde tests positief reageerden op de aanwezigheid van vermoedelijk CANNABIS producten en/of derivaten.
Het hof heeft vervolgens bij beslissing van 11 februari 2014 het verzoek van de verdediging om nader onderzoek aan het inbeslaggenomen materiaal door het NFI te laten uitvoeren toegewezen en daartoe de stukken in handen gesteld van de raadsheer-commissaris.
Dit nader onderzoek is vervolgens niet meer mogelijk gebleken omdat de monsters waren vernietigd.
Met de raadsman is het hof van oordeel dat door het vernietigen van de monsters uit het inbeslaggenomen materiaal aan de verdediging het recht op contra-expertise is ontnomen. In zoverre levert dit een vormverzuim op als bedoeld in artikel 359a Wetboek van Strafvordering.
Het hof zal aan dit vormverzuim echter geen gevolgen verbinden gelet op het navolgende.
Het hof is gelet op de positieve indicatieve tests, de bevindingen van de verbalisanten omtrent de wijze waarop de blokken waren verpakt en de kleur en de geur ervan van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat de aangetroffen blokken hasjiesj bevatten. Het hof betrekt bij dit oordeel tevens dat de gebruikte test-sets worden geadviseerd door het NFI te Den Haag. Aan dit oordeel doet niet af dat aan verdachte de mogelijkheid van een contra-expertise is onthouden.
Nu de blokken met hasjiesj zijn aangetroffen in het zijvak aan de bestuurderszijde van een door verdachte bestuurde auto heeft verdachte deze hasjiesj opzettelijk aanwezig gehad en is het onder 1 ten laste gelegde bewezen.
Het andersluidende verweer van de raadsman wordt verworpen.
Ten aanzien van feit 2:
De verdediging heeft betoogd dat verdachte van het onder 2 ten laste gelegde witwassen moet worden vrijgesproken. In de eerste plaats is aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat het aangetroffen geld uit enig misdrijf afkomstig is. Volgens de verdediging heeft verdachte dit geld verdiend met de verkoop van auto's. In de tweede plaats is aangevoerd dat wanneer het aangetroffen geld afkomstig zou zijn van een door verdachte zelf begaan misdrijf, niet bewezen kan worden dat verdachte de herkomst van dat - eigen - geld heeft verhuld.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Verdachte wordt op 21 oktober 2009 als bestuurder van een auto aangehouden. In zijn auto zitten op dat moment nog twee andere personen. Op het moment van aanhouding probeert de op de achterbank gezeten persoon een zwarte tas met zijn voeten onder de passagiersstoel te schuiven.
Nadat de verbalisanten de tas onder de stoel vandaan hebben gehaald bleek er een zeer grote hoeveelheid euro bankbiljetten in te zitten als een bundel bij elkaar gehouden door een elastiek. Het totaalbedrag van deze biljetten was € 40.000,-. Tijdens de insluiting van verdachte wordt in zijn broekzak eveneens een grote hoeveelheid bankbiljetten aangetroffen voor een totaalbedrag van € 6.260,-.
In de zwarte tas worden ook een rekenmachine en een kladblok aangetroffen. In het kladblok staan aantekeningen die verband kunnen houden met het opzetten en in stand houden van een hennepkwekerij. Zo staan er onder andere geldbedragen in voor huur van een of meer panden, stekjes en materialen voor het bouwen van een hennepkwekerij. Eveneens wordt in de auto een koopovereenkomst Mapitovlokken aangetroffen. Mapitovlokken kunnen worden gebruikt als voedingsbodem voor hennepplanten.
Verdachte heeft omtrent het aangetroffen geld verklaard dat hij in juli 2009 een bedrag van € 50.000,- per kas bij de bank heeft opgenomen. Verdachte zou dit geld op verzoek van [getuige] - een horeca-ondernemer - in kleinere coupures hebben gewisseld. Deze kleinere coupures zou verdachte in de zwarte tas hebben gedaan en omdat een gedeelte niet in die tas paste, heeft verdachte een gedeelte in zijn broekzak gestopt. Dit geld zou verdachte telkens bij zich hebben gedragen om nieuw aan te kopen auto's contant te kunnen afrekenen. Verdachte heeft verder verklaard de rekenmachine en de kladblok nooit te hebben gezien en evenmin de koopovereenkomst inzake Mapitovlokken.
Getuige [getuige] heeft, gehoord bij de raadsheer-commissaris, verklaard dat verdachte bij hem is gekomen en dat hij op verzoek van verdachte grote hoeveelheden bankbiljetten van verdachte heeft gewisseld in kleine coupures.
Het hof is gelet op de aantekeningen in het kladblok, de rekenmachine en de aankoopfactuur van Mapitovlokken van oordeel dat aangenomen kan worden dat de in de auto en onder verdachte aangetroffen gelden van eigen misdrijf afkomstig zijn, vermoedelijk hennepteelt. Bij deze overweging betrekt het hof eveneens dat het onaannemelijk is dat verdachte drie maanden lang - datum opname per kas in juli 2009 en datum aantreffen in oktober 2009 - een groot contant bedrag van ongeveer € 46.000,- in kleine coupures bij zich steekt teneinde auto's aan te kopen. Naar het oordeel van het hof is dit aangetroffen bedrag - gelet op deze drie maanden termijn - dan ook niet hetzelfde bedrag als in juli 2009 per kas opgenomen en derhalve evenmin afkomstig van autohandel. Het hof ziet hierin eveneens een aanwijzing dat het aangetroffen geldbedrag van enig misdrijf afkomstig is.
Het hof is eveneens van oordeel dat sprake is van verhullen door het omwisselen in kleinere coupures, het wegstoppen van het geld in een tas onder een stoel en in een broekzak en de onaannemelijke verklaring over de herkomst van het geld zijnde de autohandel. Anders dan verdachte heeft verklaard is het hof van oordeel - overeenkomstig de verklaring van [getuige] - dat het initiatief tot het omwisselen in kleinere coupures van verdachte afkomstig was en niet van [getuige] .
Verdachte heeft door zijn handelen en zijn onaannemelijke verklaring over de herkomst van het geld een mistgordijn opgeworpen omtrent de herkomst van het geld en heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan het witwassen als onder 2 ten laste gelegd.
Het verweer van de raadsman wordt in al zijn onderdelen verworpen."