ECLI:NL:HR:2016:2346

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 oktober 2016
Publicatiedatum
13 oktober 2016
Zaaknummer
15/02753
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over afwikkeling nalatenschap en schadevergoeding bij onrechtmatig handelen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 oktober 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de afwikkeling van een nalatenschap. De eiser tot cassatie, aangeduid als [eiser], had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Dit arrest was eerder gewezen op 10 maart 2015 en betrof een geschil over de mogelijkheid tot levering van onroerend goed aan een derde partij, waarbij de eiser schadevergoeding vorderde wegens onrechtmatig handelen van de verweerders.

De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Gelderland en het arrest van het hof, en stelt vast dat de klachten van de eiser niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

In de beslissing verwerpt de Hoge Raad zowel het principale als het incidentele cassatieberoep. Tevens wordt de eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerders zijn begroot op een totaal van € 845,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris. De verweerders worden ook veroordeeld in de kosten van het incidentele beroep, met eenzelfde bedrag aan verschotten en salaris, vermeerderd met wettelijke rente indien deze kosten niet tijdig worden voldaan.

Uitspraak

14 oktober 2016
Eerste Kamer
15/02753
EE/LZ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
EISER tot cassatie, verweerder in het (deels voorwaardelijke) incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. B.T.M. van der Wiel,
t e g e n
1. [verweerder 1] ,
wonende te [woonplaats] ,
2. erfgenamen [A] ,
wonende te [woonplaats] ,
3. [verweerder 3] ,
wonende te [woonplaats] ,
4. [verweerster 4] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERWEERDERS in cassatie, eisers in het (deels voorwaardelijke) incidentele cassatieberoep,
advocaat: mr. T.T. van Zanten.
Eiser tot cassatie zal hierna ook worden aangeduid als [eiser] en verweerders in cassatie als [verweerder] c.s.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak C/05/241399/HA ZA 13-217 van de rechtbank Gelderland van 26 juni 2013, 7 augustus 2013 en 5 februari 2014;
b. het arrest in de zaak 200.148.256 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 maart 2015.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. [verweerder] c.s. hebben (deels voorwaardelijk) incidenteel cassatieberoep ingesteld. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord houdende (deels voorwaardelijk) incidenteel cassatieberoep zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt in het principale cassatieberoep en in het incidentele cassatieberoep tot verwerping.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 22 juli 2016 op die conclusie gereageerd.
3. Beoordeling van de middelen in het principale en in het (deels voorwaardelijke) incidentele beroep
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
in het principale beroep:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] c.s. begroot op € 845,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris;
in het incidentele beroep:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [verweerder] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op € 68,07 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien [verweerder] c.s. deze niet binnen veertien dagen na heden hebben voldaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
14 oktober 2016.