ECLI:NL:HR:2016:2373

Hoge Raad

Datum uitspraak
14 oktober 2016
Publicatiedatum
14 oktober 2016
Zaaknummer
15/02861
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over verrekening in nalatenschap en tijdigheid van verrekeningsverklaring

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 oktober 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de afwikkeling van een nalatenschap. De eisers, die als enig erfgenaam van de overledene optraden, hebben beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Dit arrest was eerder gewezen op 10 maart 2015 en betrof de verrekening van vorderingen in het kader van de nalatenschap. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Gelderland en het arrest van het hof, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak.

De kern van het geschil betreft de vraag of de verrekeningsverklaring tijdig is uitgebracht en of er sprake is van uitsluiting van verrekening in de akte van verdeling. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten van de eisers niet tot cassatie kunnen leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De conclusie van de Advocaat-Generaal, die strekte tot verwerping van het beroep, wordt gevolgd.

De Hoge Raad verwerpt het beroep en veroordeelt de eisers in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerder zijn begroot op nihil. Dit arrest is gewezen door de vice-president en een aantal raadsheren, en openbaar uitgesproken door een raadsheer.

Uitspraak

14 oktober 2016
Eerste Kamer
15/02861
EE/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. [eiser 1],
in persoon en als enig erfgenaam van [A],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats],
EISERS tot cassatie,
advocaat: mr. T.T. van Zanten,
t e g e n
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Eisers tot cassatie zullen hierna worden aangeduid als [eisers], verweerder in cassatie als [verweerder].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak C/05/243050/HA ZA 13-318 van de rechtbank Gelderland van 24 juli 2013 en
5 februari 2014;
b. het arrest in de zaak 200.148.278 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 maart 2015.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof hebben [eisers] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerder] is verstek verleend.
De zaak is voor [eisers] toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal M.H. Wissink strekt tot verwerping.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eisers] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
14 oktober 2016.