Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
25 oktober 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 oktober 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was in cassatie gegaan tegen de kwalificatie van de diefstal van wallaby's als 'diefstal van vee' volgens artikel 311, eerste lid aanhef en onder 1° van het Wetboek van Strafrecht. De feiten van de zaak betroffen de diefstal van acht wallaby's op 17 maart 2015 te De Lutte, gemeente Losser. Het Hof had vastgesteld dat de wallaby's zich ten tijde van de diefstal in een weide bevonden en dat de verdachte samen met een ander deze dieren had weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening.
De Hoge Raad oordeelde dat de kwalificatie van de diefstal door het Hof juist was. De Hoge Raad benadrukte dat de strekking van artikel 311, eerste lid, is om een bijzondere bescherming te bieden tegen de diefstal van dieren die gewoonlijk in een weide worden gehouden, waar doorgaans weinig toezicht is. Dit betekent dat wallaby's, ondanks dat ze ook als huisdier kunnen worden gehouden, onder de bescherming van deze bepaling vallen. De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, waarmee de uitspraak van het Hof in stand bleef.
De uitspraak is van belang voor de interpretatie van wat onder 'vee' valt in de zin van het strafrecht, en bevestigt dat de context van de dieren en hun gebruik een rol speelt in de juridische kwalificatie van diefstal.