ECLI:NL:HR:2016:2487

Hoge Raad

Datum uitspraak
1 november 2016
Publicatiedatum
1 november 2016
Zaaknummer
15/02363
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep in een strafzaak wegens onvoldoende belang

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 november 2016 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 9 april 2015 was gewezen. De zaak betreft een poging tot doodslag waarbij de verdachte het slachtoffer met kracht op de grond duwde en meermalen met geschoeide voet en gebalde vuist tegen het hoofd sloeg. De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard, omdat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. De Hoge Raad oordeelde dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld, klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, dan wel dat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden. De uitspraak is gedaan zonder schriftelijk standpunt van de Advocaat-Generaal, op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De beslissing werd genomen door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.

Uitspraak

1 november 2016
Strafkamer
nr. S 15/02363
SG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 9 april 2015, nummer 21/008202-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1983.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.P. Snorn en E.M. Bakx, beiden advocaat te Heerenveen, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3 Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
1 november 2016.