In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dantumadiel (hierna: het College) beroep in cassatie ingesteld tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 maart 2016, nr. 15/00082. Deze uitspraak betrof het hoger beroep van de heffingsambtenaar van de gemeente Dantumadiel en het incidentele hoger beroep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland (nr. LEE 14/68) over de aan belanghebbende opgelegde aanslag lijkbezorgingsrechten.
Het College heeft een middel voorgesteld in het cassatieberoep, waarop belanghebbende heeft gereageerd met een verweerschrift en tevens een voorwaardelijk incidenteel beroep in cassatie heeft ingesteld. De Hoge Raad heeft het middel in het principale beroep beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij werd gesteld dat het middel geen rechtsvragen oproept die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Aangezien het principale beroep niet tot vernietiging van de uitspraak van het Gerechtshof leidt, is de voorwaarde waaronder het incidentele beroep is ingesteld niet vervuld. Dit heeft geleid tot de conclusie dat het incidentele beroep vervalt op grond van artikel 8:112, lid 2, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De Hoge Raad heeft in zijn beslissing het College veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 992 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Tevens is er een griffierecht van € 503 opgelegd aan het College. Het arrest is openbaar uitgesproken op 18 november 2016.