Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
4.Slotsom
5.Beslissing
29 november 2016.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, dat op 12 mei 2015 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1964. De verdachte was betrokken bij een gewelddadige overval op een woning in Vlaardingen, waarbij ook een auto werd gestolen. De advocaat van de verdachte, L.E.G. van der Hut, heeft middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot een aanpassing van de bewezenverklaring en tot verwerping van het beroep voor het overige.
De Hoge Raad heeft de middelen van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen nadere motivering nodig is, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De verdachte bevindt zich in voorlopige hechtenis en de Hoge Raad heeft vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, is overschreden. Dit heeft geleid tot een vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van drie jaren, waarvan vijftien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad de bestreden uitspraak vernietigd, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De gevangenisstraf is verminderd tot twee jaren en elf maanden, waarvan vijftien maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Het beroep is voor het overige verworpen.