ECLI:NL:HR:2016:2753

Hoge Raad

Datum uitspraak
2 december 2016
Publicatiedatum
1 december 2016
Zaaknummer
16/04317
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over verblijf in psychiatrisch ziekenhuis en machtiging tot voortgezet verblijf

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 2 december 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ). De zaak betreft de vraag of er sprake is van verblijf in een ziekenhuis wanneer de betrokkene overdag niet in het ziekenhuis verblijft en alleen 's nachts in het ziekenhuis overnacht. De betrokkene, vertegenwoordigd door advocaat mr. J. van Weerden, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Den Haag van 25 mei 2016. De officier van justitie in het arrondissement Den Haag was verweerder in cassatie, maar is niet verschenen.

De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar de beschikking van de rechtbank en stelt vast dat de klachten die in het cassatierekest zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep, en de advocaat van de betrokkene heeft hierop gereageerd. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten geen nadere motivering behoeven, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk verwerpt de Hoge Raad het beroep, waarmee de beschikking van de rechtbank in stand blijft. Deze uitspraak is gedaan door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, C.A. Streefkerk, T.H. Tanja-van den Broek, en openbaar uitgesproken door raadsheer M.V. Polak.

Uitspraak

2 december 2016
Eerste Kamer
16/04317
LZ/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[betrokkene] ,
wonende te [woonplaats] ,
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. J. van Weerden,
t e g e n
de OFFICIER VAN JUSTITIE IN HET ARRONDISSEMENT DEN HAAG,
VERWEERDER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als betrokkene en de officier van justitie.

1.Het geding in feitelijke instantie

Voor het verloop van het geding in feitelijke instantie verwijst de Hoge Raad naar de beschikking in de zaak C/09/510438 FA RK 16-3421 van de rechtbank Den Haag van 25 mei 2016.
De beschikking van de rechtbank is aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van de rechtbank heeft betrokkene beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De officier van justitie heeft geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal strekt tot verwerping van het beroep.
De advocaat van betrokkene heeft bij brief van 26 oktober 2016 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, C.A. Streefkerk en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer M.V. Polak op
2 december 2016.