De bestreden uitspraak houdt met betrekking tot de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel het volgende in:
"De veroordeelde is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Limburg, locatie Roermond, van 12 augustus 2013 ter zake van onder meer het op 16 november 2011 te Weert tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig hebben gehad van ongeveer 200 hennepplanten, veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.
(...)
Ingevolge het bepaalde in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht moet worden onderzocht of, en zo ja in hoeverre, de veroordeelde wederrechtelijk voordeel heeft verkregen door middel van of uit baten van het bewezen verklaarde feit of andere feiten waaromtrent voldoende aanwijzingen bestaat dat zij door de veroordeelde zijn begaan.
Het hof ontleent aan de inhoud van de hierna te noemen bewijsmiddelen het oordeel dat veroordeelde door middel van het begaan van andere feiten een voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft genoten.
1.
Uit een proces-verbaal bevindingen blijkt dat de politie op 16 november 2011 in de kelder en de zolder van een woning aan de [a-straat 1] te Weert een hennepkwekerij werd aangetroffen. In dit proces-verbaal van de hand van verbalisant [verbalisant] is voorts gerelateerd:
In de kelder waren drie kweekbakken gesitueerd. In één kweekbak stonden 200 verdorde hennepplanten. In de overige twee kweekbakken waren geen hennepplanten meer aanwezig, maar wel verse hennepresten. Totaal hadden er naar schatting 500 hennepplanten in de kelder gestaan, waarvan 300 planten kennelijk recent waren geoogst. Uit twee verdorde hennepplanten en van verse hennepresten werden monsters genomen.
Op zolder was een zogenaamde hennep kweektent opgebouwd. Naar schatting hadden er circa 500 hennepplanten gestaan. Er stonden geen hennepplanten in de kweektent. Kennelijk was er recent geoogst omdat in de kweektent verse hennepresten lagen en het in deze tent zeer sterk rook naar hennep. Ik heb een aantal monsters genomen van hennepresten uit de kweektent.
Ik herkende de genomen monsters als delen van hennepplanten onder andere aan de uiterlijke kenmerken, specifieke geur en kleur. Op 17 november 2011 werd een zogenaamde MMC kleurreactietest uitgevoerd op alle monsters. Deze tests waren allen positief indicatief op THC, zijnde de werkzame stof in hennep, vermeld op lijst II van de Opiumwet.
2.
Veroordeelde heeft bij de politie, zakelijk weergegeven, onder meer verklaard:
"Voordat de politie in mijn woning aan de [a-straat 1] te Weert was geweest, woonde ik daar. Ook mijn vriendin [betrokkene 1], woonde daar.
Ik was eigenaar van de kwekerij in de woning aan de [a-straat 1] te Weert. Die kwekerij was eigenlijk eigendom van twee jongens. Ik ken er maar één van naam. Eén kwekerij was op zolder en één was in de kelder.
Ik zou 2000 tot 3000 euro krijgen per oogst. Als de oogst goed gelukt was, zou ik meer krijgen afhankelijk van de opbrengst. Er is één keer geoogst. Dat was op een zaterdag. Volgens mij op de zaterdag een week voordat de politie binnen is gevallen.
Ik was in eerste instantie thuis toen ze kwamen knippen. Ik denk een stuk of acht jongens. Die jongen die ik van naam ken, die de kwekerij heeft opgebouwd, was er ook bij.
[betrokkene 1] wist dat de kwekerij er was.
In totaal hebben er tussen de 800 en 850 hennepplanten gestaan op zolder en in de kelder. Ik heb de planten zelf geteld toen ze gezet waren."
3.
De toenmalige vriendin van veroordeelde,
[betrokkene 1], heeft, zakelijk weergegeven, onder meer verklaard:
"[betrokkene] zegt dat er 1 keer is geoogst.
Ik heb een keer mannen naar boven zien lopen. Toen heb ik ook geroken dat het behoorlijk naar weed stonk.
Wij kregen 2000 Euro per oogst, heeft [betrokkene] mij gezegd."
Op grond van het bovenstaande is naar het oordeel van het hof komen vast te staan dat in ieder geval eenmaal een aantal van minimaal 600 hennepplanten (800 hennepplanten min de aangetroffen 200 verdorde hennepplanten) is geoogst in de in de kelder en de zolder aanwezige kweekinstallaties van de woning van veroordeelde, voor welke oogst veroordeelde ten minste € 2000,- zou krijgen. Alhoewel veroordeelde noch zijn partner expliciet hebben ontkend het bedrag van € 2000,- daadwerkelijk te hebben ontvangen, is anderzijds ook niet gebleken dat veroordeelde dit bedrag wel heeft ontvangen. Het hof is van oordeel, gelijk het standpunt van de advocaat-generaal, dat veroordeelde, in het geval hij dit bedrag nog niet heeft ontvangen, in ieder geval op de twee door veroordeelde genoemde personen die de kwekerij exploiteerden een als wederrechtelijk verkregen voordeel aan te merken vordering heeft van € 2000,-. Anders dan de raadsman acht het hof niet onaannemelijk dat dit een inbare vordering betreft. Naar eigen zeggen weet veroordeelde de naam van één van de twee (eigenlijke) eigenaren van de hennepkwekerij.
Gesteld noch gebleken is dat de (eigenlijke) eigenaren veroordeelde te kennen hebben gegeven dat hij de afgesproken vergoeding niet zou krijgen.
Gelet op het vorenstaande stelt het hof het wederrechtelijk door veroordeelde verkregen voordeel op € 2000,-."