Uitspraak
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
19 februari 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 februari 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de beroepsaansprakelijkheid van een notaris. De zaak betreft de verdeling van een nalatenschap waarin vennootschapsaandelen zijn opgenomen. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.P. Heering, heeft cassatie ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof Amsterdam, die eerder op 18 maart en 18 november 2014 zijn gewezen. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen van de rechtbank Noord-Holland van 22 augustus 2012, 24 oktober 2012 en 6 maart 2013, die relevant zijn voor het verloop van het geding.
De Hoge Raad heeft de klachten van eiser in het cassatiemiddel beoordeeld, maar deze kunnen niet leiden tot cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zoals vereist onder artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het cassatieberoep, en de advocaat van eiser heeft hierop gereageerd.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerders in cassatie zijn begroot op nihil. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.