ECLI:NL:HR:2016:292

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 februari 2016
Publicatiedatum
19 februari 2016
Zaaknummer
15/01143
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsaansprakelijkheid notaris en verdeling van nalatenschap met vennootschapsaandelen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 februari 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de beroepsaansprakelijkheid van een notaris. De zaak betreft de verdeling van een nalatenschap waarin vennootschapsaandelen zijn opgenomen. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.P. Heering, heeft cassatie ingesteld tegen de arresten van het gerechtshof Amsterdam, die eerder op 18 maart en 18 november 2014 zijn gewezen. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere vonnissen van de rechtbank Noord-Holland van 22 augustus 2012, 24 oktober 2012 en 6 maart 2013, die relevant zijn voor het verloop van het geding.

De Hoge Raad heeft de klachten van eiser in het cassatiemiddel beoordeeld, maar deze kunnen niet leiden tot cassatie. De Hoge Raad oordeelt dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, zoals vereist onder artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie. De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het cassatieberoep, en de advocaat van eiser heeft hierop gereageerd.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweerders in cassatie zijn begroot op nihil. Dit arrest is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

19 februari 2016
Eerste Kamer
15/01143
LZ/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser], h.o.d.n. [A],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J.P. Heering,
t e g e n
1. [verweerster 1],
wonende te [woonplaats],
2. [verweerder 2],
wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Eiser zal hierna ook worden aangeduid als [eiser] en verweerders als [verweerster 1] en [verweerder 2].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak C/15/193181/HA ZA 12-293 van de rechtbank Noord-Holland van 22 augustus 2012, 24 oktober 2012 en 6 maart 2013;
b. het arrest in de zaak 200.129.003/01 van het gerechtshof Amsterdam van 18 maart 2014 en 18 november 2014.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de arresten van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerster 1] en [verweerder 2] is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Spier strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 18 december 2015 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van verweerders in cassatie begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, G. de Groot en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
19 februari 2016.