Uitspraak
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de ontvankelijkheid
4.Beslissing
1 april 2016.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 april 2016 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep. De verzoeker, vertegenwoordigd door advocaat mr. P.J.Ph. Dietz de Loos, had cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. Dit arrest volgde op een vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De Procureur-Generaal heeft in zijn standpunt aangegeven dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard dient te worden op basis van artikel 80a van de Rechtsvordering. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten van de verzoeker geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat de verzoeker klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep en de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft daarom het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard.