Uitspraak
wonende te [woonplaats],
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
4.Beslissing
1 april 2016.
Hoge Raad
Op 1 april 2016 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in de zaak met nummer 15/05760. Deze zaak betreft een cassatieberoep tegen een beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, die op 21 oktober 2014 is gegeven in de zaak K 13/0937. Klager, die in deze procedure als verzoeker tot cassatie optreedt, heeft beroep ingesteld tegen de beschikking van het hof. De conclusie van de Advocaat-Generaal, F.F. Langemeijer, was dat klager niet-ontvankelijk verklaard moest worden in zijn verzet. Klager heeft hierop gereageerd met een brief op 4 januari 2016.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat tegen een beschikking van een gerechtshof, gegeven op een beklag als bedoeld in artikel 12 en volgende van het Wetboek van Strafvordering (Sv), ingevolge artikel 445 Sv geen beroep in cassatie openstaat. Dit betekent dat klager niet in zijn beroep kan worden ontvangen. De Hoge Raad heeft dan ook geoordeeld dat klager niet-ontvankelijk is in zijn beroep.
De uitspraak van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot. De beslissing is van belang voor de rechtspraktijk, omdat het bevestigt dat er geen cassatie mogelijk is tegen bepaalde beschikkingen van de gerechtshoven, wat de rechtszekerheid bevordert.