Uitspraak
1.Geding in cassatie
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
5 april 2016.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van de verdachte in het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 17 maart 2015 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1980, heeft geen middelen van cassatie ingediend. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verdachte niet binnen de wettelijke termijn een schriftuur met middelen van cassatie heeft ingediend, zoals vereist door artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor is de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het beroep. De uitspraak van de Hoge Raad vond plaats op 5 april 2016, waarbij de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter optrad, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en V. van de Brink. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster.