ECLI:NL:HR:2016:722

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 april 2016
Publicatiedatum
22 april 2016
Zaaknummer
15/01706
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huwelijksvermogensrecht en pensioenverevening na echtscheiding met betrekking tot huwelijkse voorwaarden

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 april 2016 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende huwelijkse voorwaarden en de verdeling van vermogens na echtscheiding. De man, verzoeker tot cassatie, en de vrouw, verweerster in cassatie, hebben beide cassatieberoep ingesteld tegen eerdere beschikkingen van het gerechtshof Amsterdam. De man heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikkingen van het hof, terwijl de vrouw een voorwaardelijk en onvoorwaardelijk incidenteel cassatieberoep heeft ingesteld. De Hoge Raad verwijst naar de eerdere beschikkingen van de rechtbank Noord-Holland en het gerechtshof Amsterdam, die aan deze beschikking zijn gehecht.

De Hoge Raad heeft de klachten in de middelen van beide partijen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoeven, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De conclusie van de Advocaat-Generaal, J. Wuisman, strekt tot verwerping van zowel het principaal als het incidenteel cassatieberoep.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad in het principale en incidentele beroep het beroep verworpen, waarmee de eerdere beslissingen van het hof in stand blijven. Deze beschikking is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

22 april 2016
Eerste Kamer
15/01706
LZ/RB
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de man],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie, verweerder in het voorwaardelijk alsmede onvoorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand,
t e g e n
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie, verzoekster in het voorwaardelijk alsmede onvoorwaardelijk incidenteel cassatieberoep,
advocaat: mr. K. Aantjes.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als de man en de vrouw.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikkingen in de zaak C/14/116348/ES RK 09-1456 van de rechtbank Noord-Holland van 15 september 2011, 5 juli 2012, 20 februari 2013, 9 april 2014 en 11 juni 2014;
b. de beschikkingen in de zaak 200.151.808/01 van het gerechtshof Amsterdam van 23 oktober 2014 en 13 januari 2015.
De beschikkingen van het hof zijn aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikkingen van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. De vrouw heeft voorwaardelijk alsmede onvoorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld. Het cassatierekest en het verweerschrift tevens houdende incidenteel cassatieberoep zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
Partijen hebben over en weer geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J. Wuisman strekt tot verwerping van het principaal en incidenteel cassatieberoep.

3.Beoordeling van de middelen in het principale en in het incidentele beroep

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
in het principale en het incidentele beroep:
verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren G. Snijders, G. de Groot, M.V. Polak en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
22 april 2016.