Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
19 januari 2016.
Hoge Raad
Op 19 januari 2016 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak met nummer 14/04170. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 10 juli 2014 uitspraak deed in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1991. De verdachte heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat, mr. J. Visscher, die een middel van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarop de raadsman schriftelijk heeft gereageerd.
De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat stelt dat geen nadere motivering nodig is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft vervolgens het beroep verworpen.
Deze uitspraak is van belang voor de juridische definitie van een motorfiets in het kader van de Wegenverkeerswet 1994, en biedt duidelijkheid over de toepassing van deze wet in strafzaken. De uitspraak is gedaan door de vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg.