ECLI:NL:HR:2017:1025

Hoge Raad

Datum uitspraak
6 juni 2017
Publicatiedatum
6 juni 2017
Zaaknummer
16/01380
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid in cassatie bij profijtontneming zonder ingediende middelen

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, die op 9 maart 2016 een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel heeft behandeld. De betrokkene, geboren in 1985, heeft geen middelen van cassatie ingediend, waardoor de Hoge Raad niet in staat was om het beroep te beoordelen. De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in het beroep, omdat deze niet binnen de wettelijk gestelde termijn een schriftuur met middelen van cassatie heeft ingediend. Dit is in strijd met de voorschriften van artikel 437, tweede lid, in verbinding met artikel 511h van het Wetboek van Strafvordering.

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en vastgesteld dat de betrokkene niet kan worden ontvangen in het beroep, aangezien hij niet heeft voldaan aan de vereisten voor het indienen van middelen van cassatie. De uitspraak van de Hoge Raad, gedaan op 6 juni 2017, leidt tot de conclusie dat de betrokkene niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn beroep. Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

6 juni 2017
Strafkamer
Nr. S 16/01380 P
LN
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 9 maart 2016, nummer 21/006616-14, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Nu de betrokkene niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, in verbinding met art. 511h van het Wetboek van Strafvordering, zodat de betrokkene in het beroep niet kan worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de betrokkene niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en Y. Buruma, in bijzijn van de waarnemend griffier L. Nuy, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
6 juni 2017.