Blijkens de aan het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep gehechte pleitnotities heeft de raadsman van de verdachte aldaar, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende aangevoerd:
"De belangrijkste reden voor [verdachte] om in beroep te gaan is gelegen in de toegewezen vordering van de benadeelde partij.
In eerste instantie heeft [verdachte] niet echt verweer gevoerd tegen deze vordering. Dat was echter ook met name omdat hij niet echt goed begreep wat deze vordering nu precies inhield en wat de mogelijke gevolgen er van zouden kunnen zijn.
Inmiddels heeft hij echter kennis genomen van het feit dat hij volgens de rechtbank een bedrag van € 11.793,15 aan het slachtoffer in deze zaak, [slachtoffer] zou moeten betalen (althans aan de staat). [verdachte] kan een dergelijk bedrag helemaal niet betalen (hij is afhankelijk van een Wajong uitkering).
Bovendien is hij het helemaal niet eens met de onderbouwing van deze vordering, meer specifiek het gedeelte betrekking hebbende op studievertraging, maar ook diverse andere onderdelen.
Met [verdachte] is de verdediging van mening dat de vordering van de benadeelde partij voor het overgrote deel te gecompliceerd is om deze in het kader van deze strafprocedure te behandelen. De benadeelde partij zou dan ook (grotendeels) niet ontvankelijk verklaard moeten worden in zijn vordering.
Vooropgesteld wordt dat de voeging van de benadeelde partij door de wetgever bedoeld is voor tamelijk eenvoudige vorderingen waarbij er een duidelijk verband is tussen het strafbare feit en de geclaimde schade. Bijvoorbeeld de diefstal van een nieuwe I-Phone. Waarvan het bonnetje van de aankoop nog voorhanden is bij het slachtoffer en de dader de telefoon al heeft verkocht. Dan is de schade eenvoudig bepaalbaar en is de behandeling van de vordering niet ingewikkeld.
In deze zaak van [verdachte] ligt dat echter volledig anders.
Ten eerste is er onduidelijkheid over het letsel van [slachtoffer].
Hij stelt in zijn vordering dat hij een hersenschudding had. Als echter gekeken wordt naar bijlage 3 bij de vordering, dan blijkt dat uit de Huisartsenbrief SEH, volgt dat er bij lichamelijk onderzoek sprake was van:
- Evidente ethanol intox, wel coherent
- Meerdere haematomen craniaal
- Enkele exfoliaties op de onderarm en knieën
- Snijverwondingen linker knie, 2 cm, wijkende wondranden
Verder wordt nog vermeld: Geen verwondingen van de nek, geen drukpijn cervicaal, geen verwondingen van de thorax, NV AG, abdomen soepel met normale peristaltiek zonder druk of loslaatpijn.
Bij nader onderzoek (CT van de hersenen) worden geen traumatische intercraniële afwijkingen gezien.
De diagnose hersenschudding wordt dus niet gesteld. Meerdere haematomen craniaal zijn meerdere bloeduitstortingen op de schedel (builen).
De medische term voor een hersenschudding is commotio cerebri (...). Die term is in het hele rapport niet te vinden. Van traumatische intercraniële afwijkingen is geen sprake.
Wat verder opvalt is dat er als eerste gewag wordt gemaakt van Evidente ethanol intoxicatie.
Als bijlage heb ik aan mijn pleitnota enige informatie met betrekking tot ethanol gevoegd. De symptomen van ethanolvergiftiging komen erg overeen met die van de symptomen van een hersenschudding. Maar hebben dus een volledig andere oorzaak.
(...)
In de poliklinische brief die de benadeelde partij als bijlage 3 over heeft gelegd, wordt wel gesteld dat betrokkene naar de SEH gekomen is en een hersenschudding werd vastgesteld, echter is niet duidelijk op welke bron de neuroloog zich baseert. Wellicht was dit [slachtoffer] die dit heeft verteld.
In deze poliklinische brief valt verder op dat [slachtoffer] halverwege augustus geen klachten meer had en eind augustus 2013 weer begonnen is met studeren. Ook staat (...) dat hij het vak heeft gevolgd en met goed gevolg heeft afgesloten.
Onder het kopje sociaal lezen wij dat [slachtoffer] een 7e jaars student is! Elders lezen wij dat hij nog steeds met zijn bachelor bezig is althans aan het begin van zijn masteropleiding zit.
Mijns inziens zijn er dus vele vragen te stellen bij de vraag of er sprake was van een hersenschudding. Ook is de vraag of de problemen die [slachtoffer] ondervindt, het gevolg zijn van de mishandeling of dat daar andere oorzaken voor zijn.
Bovendien is het zo dat de mishandeling in twee gedeelten heeft plaatsgevonden. Bij het eerste gedeelte (van de fiets af trekken en slaan) was [verdachte] niet betrokken. Daarna wel. Niet vast te stellen is welk letsel wanneer is ontstaan en wat daar de gevolgen van zijn geweest voor [slachtoffer].
Dit leidt mij tot de conclusie dat de benadeelde partij voor wat betreft de post studievertraging en collegegeld in de vordering niet ontvankelijk verklaard dient te worden."