ECLI:NL:HR:2017:125

Hoge Raad

Datum uitspraak
31 januari 2017
Publicatiedatum
1 februari 2017
Zaaknummer
16/03037, 16/03044
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over beslag ex art. 94a Sv op auto’s en banktegoeden in verband met witwassen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 31 januari 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door de Officier van Justitie tegen een beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant. De zaak betreft een klaagschrift van twee klagers over het beslag dat was gelegd op hun auto’s en banktegoeden in het kader van een onderzoek naar witwassen. De Rechtbank had het klaagschrift gedeeltelijk gegrond verklaard, maar de Officier van Justitie was van mening dat het oordeel van de Rechtbank over de proportionaliteit van het beslag niet begrijpelijk was en onvoldoende gemotiveerd. De Hoge Raad herhaalt relevante overwegingen uit eerdere rechtspraak over de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit bij het opleggen van beslag. De Hoge Raad oordeelt dat de Rechtbank onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het beslag in dit geval in overeenstemming was met deze eisen. De Hoge Raad vernietigt de beschikking van de Rechtbank voor zover het klaagschrift gegrond was verklaard en verwijst de zaak terug naar de Rechtbank Oost-Brabant voor een nieuwe behandeling.

Uitspraak

31 januari 2017
Strafkamer
nr. S 16/03037 B en 16/03044 B
MD
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, van 5 april 2016, nummers RK 16/138 en RK 16/139, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[klaagster 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969, en
[klager 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963.

1.Geding in cassatie

Tegen de beschikking van de Rechtbank zijn door de Officier van Justitie twee cassatieberoepen ingesteld. De beroepen zijn kennelijk niet gericht tegen de beslissing tot partiële ongegrond verklaring van het klaagschrift.
De Officier van Justitie heeft bij afzonderlijke schrifturen een gelijkluidend middel van cassatie voorgesteld. De schrifturen zijn aan deze beschikking gehecht en maken daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch teneinde op het bestaande klaagschrift opnieuw te worden behandeld en afgedaan.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt dat het oordeel van de Rechtbank dat het beslag op twee personenauto's en op in de beschikking aangeduide banktegoeden moet worden opgeheven gelet op de eisen van proportionaliteit, niet begrijpelijk is dan wel ontoereikend is gemotiveerd.
2.2.
De Rechtbank heeft het namens de klagers ingediende klaagschrift, strekkende onder meer tot teruggave van de onder de klagers op de voet van art. 94a Sv inbeslaggenomen personenauto's en banktegoeden, gedeeltelijk gegrond verklaard. De bestreden beschikking houdt het volgende in:
"Uit de stukken blijkt dat het gaat om een conservatoir beslag ex artikel 94a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat uitsluitend is gelegd ten laste van klagers en dient tot bewaring van het recht tot verhaal voor een naar aanleiding van een aan hen op te leggen verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 250.000,--.
Gebleken is dat er jegens klagers een gerede verdenking bestaat van een misdrijf waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd dan wel een verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Gelet op de omstandigheden van het geval acht de rechtbank het niet hoogst onwaarschijnlijk dat in een latere strafprocedure de strafrechter komt tot het opleggen van een verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. Daarmee verzet het belang van strafvordering zich tegen de teruggave van het beslag, voor zover het betreft het cash geld, sieraden, boot (aangehechte bijlage 1 genummerd H01.14, H01-25, H01-26, H01-28, H01-29, H01-30, H01.30.1, H01.30.2, H01-31, H01-37, H01.34, H01.37, H02-48, H01-48.1 t/m H02.48-21, H02-51, H08-01), alsmede het chalet gelegen aan de [a-straat 1] te [plaats], aan klagers. Derhalve zal de rechtbank het klaagschrift, voor zover het betreft voormelde goederen, ongegrond verklaren.
Naar het oordeel van de rechtbank is de waarde van voormelde goederen zodanig dat hiermee is voldaan aan de eis van proportionaliteit. Derhalve verklaart de rechtbank het beklag, voor zover het betreft de personenauto's van het merk Mercedes Benz, met kenteken [AA-00-BB], en met kenteken [CC-00-DD], inclusief kentekenbewijzen en sleutels (aangehechte bijlage 1 onder H01-33 en H01-34), alsmede de banktegoeden (aangehechte bijlage 1 onder B.1 t/m B.4) gegrond, en gelast de teruggave daarvan aan klagers."
2.3.
De maatstaf die door de rechter dient te worden toegepast bij de beoordeling of het belang van strafvordering zich verzet tegen handhaving van de op de voet van art. 94a Sv gelegde beslagen, vergt niet een (ambtshalve) onderzoek met betrekking tot de vraag of voortzetting (onder voorwaarden) van het beslag in overeenstemming is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat in verband met hetgeen door of namens de klager is aangevoerd de rechter in de motivering van zijn beslissing ervan blijk dient te geven een dergelijk onderzoek te hebben verricht. (Vgl. HR 29 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2881.)
2.4.
De Rechtbank heeft kennelijk aanleiding gezien te onderzoeken of voortzetting van de op de voet van art. 94a Sv gelegde beslagen in overeenstemming is met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Door in dit verband enkel te overwegen dat "het belang van strafvordering zich tegen de teruggave van het beslag [verzet], voor zover het betreft het cash geld, sieraden, boot (...) alsmede het chalet gelegen aan de [a-straat 1] te [plaats]" en dat "de waarde van voormelde goederen zodanig [is] dat hiermee is voldaan aan de eis van proportionaliteit" en dat derhalve het beklag, voor zover het betreft de personenauto's en de banktegoeden gegrond is, heeft de Rechtbank haar oordeel daaromtrent ontoereikend gemotiveerd.
2.5.
Het middel slaagt.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover het klaagschrift van de klagers gegrond is verklaard;
wijst de zaak terug naar de Rechtbank Oost-Brabant, zittingsplaats 's-Hertogenbosch, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift in zoverre opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-presiden W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier L. Nuy, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
31 januari 2017.