Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
4.Beslissing
11 juli 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 juli 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft de mogelijkheid om een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf, in het licht van de artikelen 14g en 22b van het Wetboek van Strafrecht. Het Hof had geoordeeld dat de toepassing van artikel 22b in de weg stond aan de omzetting van de gevangenisstraf in een taakstraf, omdat de verdachte eerder was veroordeeld voor een soortgelijk delict. De Hoge Raad oordeelde echter dat het Hof ten onrechte had aangenomen dat de omzetting niet mogelijk was, gezien de overgangsbepaling van de wet van 17 november 2011, die stelt dat de wet geen gevolgen heeft voor feiten die zijn begaan voor de inwerkingtreding van deze wet. De verdachte was veroordeeld voor een feit dat had plaatsgevonden vóór deze datum, waardoor de nieuwe wetgeving niet van toepassing was. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak van het Hof, maar alleen wat betreft de last tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling.