ECLI:NL:HR:2017:23

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 januari 2017
Publicatiedatum
10 januari 2017
Zaaknummer
15/02325
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens het niet indienen van middelen

In deze zaak gaat het om de ontvankelijkheid van de verdachte in het beroep in cassatie. De verdachte, geboren in 1989, heeft beroep ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 1 mei 2015. Het nummer van de strafzaak is 21/003508-14. De verdachte heeft echter geen middelen van cassatie ingediend binnen de wettelijk gestelde termijn. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat de verdachte niet heeft voldaan aan het voorschrift van artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, waardoor de verdachte niet kan worden ontvangen in het beroep. De Hoge Raad heeft op 10 januari 2017 geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het beroep, en dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier. De uitspraak is gedaan ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

10 januari 2017
Strafkamer
nr. S 15/02325
LBS/KD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 1 mei 2015, nummer 21/003508-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1989.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Nu de verdachte niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, Sv, zodat de verdachte in het beroep niet kan worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier L. Nuy, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
10 januari 2017.