Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
19 september 2017.
Hoge Raad
Op 19 september 2017 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak met nummer 15/05757. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 7 december 2015 werd gewezen. De verdachte, geboren in 1971, was betrokken bij een strafzaak waarin het medeplegen van discriminatie in de uitoefening van beroep werd behandeld, specifiek met betrekking tot de toepassing van de zogenaamde 'allochtonentaks' bij een discotheek.
De advocaat van de verdachte, M.A. Muntjewerf, heeft een middel van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard dient te worden op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klachten die door de verdachte zijn aangevoerd geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat de verdachte klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep en de klachten niet tot cassatie kunnen leiden.
Daarom heeft de Hoge Raad, gehoord de Procureur-Generaal, besloten het beroep in cassatie niet-ontvankelijk te verklaren. Deze beslissing werd genomen in aanwezigheid van de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, met de waarnemend griffier A.C. ten Klooster aanwezig. Het arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting.