ECLI:NL:HR:2017:2484

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 september 2017
Publicatiedatum
26 september 2017
Zaaknummer
16/04343
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep niet-ontvankelijk wegens tardief indienen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 september 2017 uitspraak gedaan in een cassatieberoep dat door de verdachte was ingesteld tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 26 februari 2016. Het beroep in cassatie was ingesteld op 26 augustus 2016, wat volgens de Hoge Raad te laat was. De dagvaarding om ter terechtzitting van het Hof te verschijnen was namelijk op 26 februari 2016 aan de verdachte in persoon betekend. Hierdoor kon de verdachte, conform artikel 432, eerste lid aanhef en onder a van het Wetboek van Strafvordering, niet in het beroep worden ontvangen.

De Hoge Raad heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het beroep. De uitspraak werd gedaan door de vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink. De waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg was ook aanwezig bij de uitspraak. Deze beslissing benadrukt het belang van tijdige indiening van cassatieberoepen en de strikte naleving van de wettelijke termijnen in het strafrecht.

De zaak illustreert de gevolgen van het niet tijdig indienen van een cassatieberoep en de noodzaak voor verdachten om goed op de hoogte te zijn van de relevante termijnen en procedures in het strafproces.

Uitspraak

26 september 2017
Strafkamer
nr. S 16/04343
SLU
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 26 februari 2016, nummer 22/002006-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft D.N.A. Brouns, advocaat te Utrecht, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Blijkens de stukken is het beroep in cassatie ingesteld op 26 augustus 2016, zodat de verdachte – nu de dagvaarding om ter terechtzitting van het Hof van 26 februari 2016 te verschijnen aan hem in persoon is betekend – ingevolge art. 432, eerste lid aanhef en onder a, Sv in het beroep niet kan worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
26 september 2017.