In deze zaak heeft de Hoge Raad op 29 september 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiseres] tegen de arresten van het gerechtshof 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een overeenkomst van opdracht met betrekking tot de incasso van facturen voor boekhoudkundige werkzaamheden. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Roermond en arresten van het hof, die aan deze uitspraak zijn gehecht. De eiseres heeft beroep in cassatie ingesteld tegen de arresten van het hof van 12 mei 2015 en 26 januari 2016. De verweersters zijn niet verschenen in deze procedure.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot verwerping van het cassatieberoep. De advocaat van de eiseres heeft gereageerd op deze conclusie. De Hoge Raad heeft de aangevoerde klachten in de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft volgens de Hoge Raad, gezien artikel 81 lid 1 RO, geen nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
In de beslissing heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de eiseres veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van de verweersters zijn begroot op nihil. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.