3.1In cassatie kan van het volgende worden uitgegaan.
( i) Op het perceel aan de [a-straat 1] te [plaats] – met de bestemming ‘Tuin’ met een bouwblok voor eengezinshuizen in open bebouwing – heeft [eiser] , na vergunningverlening door de gemeente Borne, in 1994 – buiten het bouwblok en niet op de in de bouwvergunning aangeduide plaats – een huis met garage en bijgebouw gebouwd. [eiser] is daar gaan wonen.
(ii) [eiser] heeft ter plaatse sinds omstreeks het midden van de jaren negentig ook bedrijfsmatige activiteiten verricht.
(iii) De gemeente Borne heeft in 2006 een nieuw bestemmingsplan (het bestemmingsplan ‘ [bestemmingsplan 1] ’) vastgesteld. Daarin is het perceel van [eiser] en een groot deel van de omgeving tot bedrijventerrein bestemd. De woning van [eiser] is niet als zodanig bestemd. Dit bestemmingsplan is op 21 december 2007 onherroepelijk geworden.
(iv) [eiser] heeft naar aanleiding van het voorontwerpbestemmingsplan een inspraakreactie ingediend; naar aanleiding van het ontwerpbestemmingsplan heeft hij een zienswijze ingediend. In haar reactie op [eiser] inspraakreactie heeft de gemeente Borne [eiser] meegedeeld dat op grond van art. 49 van de destijds geldende Wet op de Ruimtelijke Ordening de mogelijkheid bestond om een verzoek tot vergoeding van planschade in te dienen, indien hij van mening was dat hij als gevolg van de voorgenomen ontwikkeling schade zou lijden. [eiser] heeft een verzoek tot vergoeding van planschade ingediend. Dit verzoek is door de gemeente Borne afgewezen. Het daartegen ingediende bezwaarschrift is door de gemeente Borne bij besluit van 2 juni 2009 ongegrond verklaard. [eiser] heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
( v) Het hiervoor onder (iv) genoemde besluit van de gemeente Borne op het door [eiser] ingediende bezwaarschrift is door de rechtbank Almelo vernietigd; daarbij is bepaald dat het college een nieuw besluit op het door [eiser] gemaakte bezwaar dient te nemen. Het hoger beroep van de gemeente Borne tegen die uitspraak is door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State bij uitspraak van 9 februari 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BP3671) ongegrond verklaard. De Afdeling overwoog in die uitspraak, verkort weergegeven, dat het vergunde (een woonhuis met garage en bijgebouw), ofschoon niet in overeenstemming met het toentertijd vigerende bestemmingsplan en de verleende bouwvergunning gebouwd, gegeven de door de gemeente Borne aan het bouwplan verleende medewerking en de onaantastbaarheid van de desbetreffende vergunning, zoals ook de aanwezigheid van de gemeente bij het uitpalen van de vergunde bouwwerken en het niet-handhavend optreden ter zake, moet worden geacht ter plaatse rechtmatig aanwezig te zijn en als zodanig onderdeel uit te maken van het oude planologische regime. (vi) De gemeente Borne heeft op 14 augustus 2012 een nieuwe beslissing op bezwaar genomen en daarbij haar besluit om geen planschade te vergoeden ingetrokken. Zij wees het verzoek van [eiser] om planschadevergoeding alsnog toe, met de volgende deelbeslispunten:
“a) de schade wordt anderszins verzekerd, namelijk in de vorm van het vaststellen van het bestemmingsplan ‘ [bestemmingsplan 2]
’ waarbij de vrijstaande woning en de garage/berging worden terugbestemd (compensatie in natura);
b) op de overige gronden worden de bestemmingen ‘bedrijf’ met ruimere bebouwingsmogelijkheden, en ‘verkeer’ gelegd (voordeelverrekening);
c) indien compensatie en voordeelverrekening van de schade niet volledig mogelijk mochten blijken te zijn vanwege omstandigheden buiten de macht van de familie [eiser] , dan wordt alsnog een evenredige schadevergoeding (restant) in geldelijke vorm toegekend.”
(vii) Ten behoeve van de hiervoor onder (vi) bedoelde compensatie in natura heeft de gemeente Borne op 18 december 2012 een bestemmingsplanherziening vastgesteld. De woning van [eiser] werd daarbij bestemd als bedrijfswoning. Tegen dit besluit heeft [eiser] beroep ingesteld.
(viii) De bestemmingsplanherziening is door de Afdeling bij uitspraak van 23 oktober 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:1654) vernietigd. De Afdeling overwoog, verkort weergegeven, dat het feit dat de woning volgens de uitspraak van de Afdeling van 9 februari 2011 (in de planschadeprocedure) moest worden geacht rechtmatig aanwezig te zijn, niet meebracht dat deze als zodanig moest worden bestemd. De woning was nimmer als zodanig mogelijk gemaakt, zodat in planologische zin sprake was van nieuwvestiging, aldus de Afdeling; de gemeente Borne had dus een afweging moeten maken of vanwege geluidhinder op het perceel een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd, waarbij aandacht had moeten worden besteed aan de cumulatie van lawaai. (xi) Daarop heeft de gemeente Borne het perceel van [eiser] betrokken in een lopende integrale herziening van het bestemmingsplan ‘ [bestemmingsplan 1] ’, waartoe zij geluidsonderzoek heeft doen verrichten. In het ontwerpbestemmingsplan heeft zij vervolgens (opnieuw) gekozen voor de bestemming bedrijfswoning. Teneinde te waarborgen dat [eiser] de woning ook kon blijven gebruiken als burgerwoning heeft de gemeente daarin tevens voorzien in een zogenoemde uitsterfregeling.
( x) Zoals weergegeven in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 1.10 (voetnoot 6), is het hiervoor onder (ix) bedoelde bestemmingsplan ‘ [bestemmingsplan 3] ’ op 11 november 2014 vastgesteld en is het, voor zover voor de onderhavige zaak van belang, door een uitspraak van de Afdeling van 20 januari 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:123) onherroepelijk geworden kort voordat het in cassatie bestreden arrest werd gewezen. (xi) In de planschadeprocedure heeft [eiser] beroep ingesteld van de beslissing op bezwaar van 14 augustus 2012, omdat hij zich niet kan verenigen met de wijze waarop de gemeente Borne zijn schade zou willen vergoeden.
(xii) De rechtbank Overijssel heeft de hiervoor onder (xi) genoemde beslissing op bezwaar vernietigd en de planschadevergoeding onvoorwaardelijk vastgesteld op € 99.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 juli 2007. Het hoger beroep van [eiser] tegen die uitspraak heeft de Afdeling op 19 november 2014 (ECLI:NL:RVS:2014:4203) ongegrond verklaard, met toewijzing van een vergoeding aan [eiser] van € 1.000,-- wegens overschrijding van de redelijke termijn. Het incidenteel hoger beroep van de gemeente Borne heeft de Afdeling gegrond verklaard, in zoverre dat de wettelijke rente over de planschadevergoeding niet vanaf 24 juli 2007, maar vanaf 21 december 2007 moet worden berekend. 3.2.1In dit geding vordert [eiser] dat voor recht wordt verklaard dat de gemeente Borne onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld, in het bijzonder door (i) de woning van [eiser] weg te bestemmen zonder hem daarvoor een volledige schadevergoeding te bieden en zijn eigendom en recht op wonen te herstellen, (ii) [eiser] onjuist te informeren over zijn rechten bij het wegnemen van zijn woonbestemming en bij het wegnemen van onzekerheid over de interpretatie van wetgeving, en (iii) in een tijdsbestek van zeven jaar geen initiatief te nemen om de negatieve gevolgen van het wegbestemmen van [eiser] woning weg te nemen. [eiser] vordert tevens opheffing van de onrechtmatige toestand langs de weg van minnelijke verwerving van het perceel door de gemeente Borne met volledige schadeloosstelling alsmede schadevergoeding nader op te maken bij staat.
3.2.2De rechtbank heeft bij tussenvonnis van 30 april 2014 overwogen dat [eiser] vorderingen deels toewijsbaar zijn, en de zaak aangehouden. De rechtbank heeft [eiser] toegestaan tussentijds hoger beroep in te stellen.
3.2.3Het hof heeft [eiser] niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep tegen de gemeente Hengelo, op de grond dat de in hoger beroep bestreden vonnissen zijn gewezen in de procedure tussen [eiser] en de gemeente Borne (rov. 4.10).
De vorderingen van [eiser] tegen de gemeente Borne heeft het hof afgewezen, waartoe het, kort samengevat, als volgt heeft overwogen. Van het wegbestemmen van de woning van [eiser] bij het bestemmingsplan ‘ [bestemmingsplan 1] ’ is geen sprake geweest (rov. 4.12-4.13). Met de vaststelling van het bestemmingsplan ‘ [bestemmingsplan 1] ’ heeft de gemeente Borne jegens [eiser] ook anderszins niet onrechtmatig gehandeld (rov. 4.14-4.18). Evenmin heeft de gemeente Borne in verband met de vaststelling van het bestemmingsplan ‘ [bestemmingsplan 1] ’ [eiser] onjuist of onvolledig voorgelicht(rov. 4.19). Ten slotte maakt de lange duur van het onderhavige traject het handelen van de gemeente Borne niet onrechtmatig (rov. 4.20).
3.3.1Onderdeel I van het middel keert zich tegen het oordeel van het hof (in rov. 4.13) over de vraag of de gemeente Borne onrechtmatig heeft gehandeld door de woning van [eiser] weg te bestemmen zonder hem daarvoor een volledige schadevergoeding te bieden en zijn eigendom en recht op wonen te herstellen. Dienaangaande heeft het hof als volgt overwogen:
“4.12 Bij – het (voor)ontwerp van – het [bestemmingsplan 1] , vastgesteld op 16 februari 2006 en onherroepelijk geworden op
21 december 2007, heeft de gemeente Borne het perceel van [eiser] , dat tevoren de bestemming ‘Tuin’ had met een bouwblok voor eengezinshuizen in open bebouwing, een bedrijfsbestemming gegeven. De woning van [eiser] is daarbij niet als zodanig bestemd, naar de gemeente Borne (...) aangeeft, omdat zij in de veronderstelling verkeerde dat er vanwege de 70 dB(A)-contour van de spoorlijn Almelo-Enschede en de omstandigheid dat de woning in afwijking van de verleende bouwvergunning (want op een andere plaats) was opgericht, geen mogelijkheid bestond tot het positief bestemmen van de woning. Voor de woning trof zij derhalve geen voorziening.