Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Beoordeling van het derde middel
5.Slotsom
6.Beslissing
10 oktober 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 oktober 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal met braak en had een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vorderde schadevergoeding voor de kosten van vervanging van een cilinderslot, die volgens het Hof rechtstreeks voortvloeiden uit de diefstal. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof terecht had geoordeeld dat er voldoende verband bestond tussen de schade en het bewezenverklaarde handelen van de verdachte. De Hoge Raad bevestigde dat de concrete omstandigheden van het geval bepalend zijn voor de beoordeling van de schadevergoeding.
Daarnaast werd in de zaak een derde middel behandeld dat betrekking had op de overschrijding van de redelijke termijn in de cassatiefase. De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de opgelegde gevangenisstraf van vijf maanden naar vier maanden en twee weken. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de straf, en verwierp het beroep voor het overige.
Deze uitspraak benadrukt het belang van de redelijke termijn in strafzaken en de noodzaak om de schadevergoeding in het strafproces zorgvuldig te beoordelen, waarbij de relatie tussen de schade en het strafbare feit centraal staat.