Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
31 oktober 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om faillissementsfraude waarbij de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan een bedrieglijke bankbreuk door een rechtspersoon. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het onttrekken van een Landrover en een bedrag van € 10.000 aan twee verschillende boedels, wat in strijd is met artikel 341 (oud) van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad heeft op 31 oktober 2017 uitspraak gedaan in het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, dat op 18 december 2015 had geoordeeld in deze strafzaak. De verdachte heeft het beroep in cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaat R. Schreudering middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft geen nadere motivering, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep op 31 oktober 2017 verworpen, en het arrest is uitgesproken door de vice-president en de raadsheren in aanwezigheid van de waarnemend griffier.