Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Beslissing
14 november 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 november 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire. De zaak betreft een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van dubbele moord in het drugsmilieu van Bonaire, evenals het medeplegen van een overtreding van de Vuurwapenwet BES. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat D.G. Kock uit Oranjestad, Aruba. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft de middelen van cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat, gezien artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie, er geen nadere motivering nodig is, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep dan ook verworpen.
Deze uitspraak is gedaan door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, samen met de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.T. Boerlage, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. De zaak heeft betrekking op een arrest dat eerder is gewezen op 28 juli 2016 door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, met nummer H 25/2015.