ECLI:NL:HR:2017:2968

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 november 2017
Publicatiedatum
21 november 2017
Zaaknummer
16/04412
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betekening van de aanzegging in cassatie ex art. 435 Sv op Bonaire en de geldigheid van de uitreiking

In deze zaak, die betrekking heeft op een beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, is de geldigheid van de betekening van de aanzegging in cassatie aan de orde. De aanzegging werd uitgereikt aan de moeder van de verdachte op een adres waar de verdachte niet stond ingeschreven, terwijl er in het dossier nog twee andere adressen zijn vermeld. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee concludeert dat de uitreiking van de aanzegging niet op rechtsgeldige wijze heeft plaatsgevonden, zoals vereist door artikel 435 van het Wetboek van Strafvordering. Dit leidt tot de beslissing dat de zaak van de rol moet worden gevoerd, zodat de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad een nieuwe aanzegging voor de behandeling van het cassatieberoep kan doen uitgaan. De conclusie van de Advocaat-Generaal bevat ook een verhandeling over de specifieke context van de betekening op Bonaire en de juridische positie van de Caribische delen van het Koninkrijk.

Uitspraak

21 november 2017
Strafkamer
nr. S 16/04412 A
SSA
Hoge Raad der Nederlanden
Tweede Enkelvoudige Kamer
Rolbeslissing
naar aanleiding van het beroep in cassatie tegen een vonnis van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, van 17 december 2015, nummer H 80/15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren op [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd dat de zaak van de rol zal worden gevoerd opdat de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad een nieuwe dagaanzegging voor de behandeling in cassatie doet uitgaan.
2. Beoordeling van de geldigheid van de uitreiking van de aanzegging als bedoeld in art. 435, eerste lid, van het Nederlandse Wetboek van Strafvordering
Op grond van hetgeen in de conclusie van de Advocaat-Generaal is vermeld moet worden aangenomen dat de uitreiking van de aanzegging als bedoeld in het hier toepasselijke art. 435 Sv niet op rechtsgeldige wijze heeft plaatsgevonden. Dit leidt ertoe dat de onderhavige zaak van de rol moet worden gevoerd opdat de Procureur-Generaal bij de Hoge Raad een nieuwe aanzegging voor de behandeling van het cassatieberoep doet uitgaan.

3.Beslissing

De Tweede Enkelvoudige Kamer van de Hoge Raad voert de zaak van de rol.
Deze rolbeslissing is gewezen door de raadsheer E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
21 november 2017.