ECLI:NL:HR:2017:3025

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 november 2017
Publicatiedatum
28 november 2017
Zaaknummer
16/02127
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het beroep in cassatie inzake profijtontneming

Op 28 november 2017 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ontvankelijkheid van een beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, waarbij de betrokkene, geboren in 1970, in cassatie is gegaan tegen een eerdere uitspraak van het hof van 12 februari 2016. Het beroep in cassatie is ingesteld door de betrokkene zelf, maar er zijn geen middelen van cassatie ingediend. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in het beroep.

De Hoge Raad heeft beoordeeld of de betrokkene ontvankelijk is in het beroep. Aangezien de betrokkene niet binnen de wettelijk gestelde termijn een schriftuur met middelen van cassatie heeft ingediend, is niet voldaan aan de vereisten van artikel 437, tweede lid, in verbinding met artikel 511h van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor kan de betrokkene niet in het beroep worden ontvangen. De Hoge Raad heeft derhalve besloten om de betrokkene niet-ontvankelijk te verklaren in het beroep.

Deze uitspraak benadrukt het belang van het indienen van middelen van cassatie binnen de gestelde termijnen, en bevestigt dat het niet naleven van deze termijnen kan leiden tot niet-ontvankelijkheid in het beroep.

Uitspraak

28 november 2017
Strafkamer
nr. S 16/02127 P
EC/SG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 12 februari 2016, nummer 21/001799-15, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste van:
[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] in het jaar 1970.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Middelen van cassatie zijn namens deze niet voorgesteld.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de betrokkene in het beroep.
2. Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
Nu de betrokkene niet binnen de bij de wet gestelde termijn bij de Hoge Raad door een raadsman een schriftuur houdende middelen van cassatie heeft doen indienen, is niet in acht genomen het voorschrift van art. 437, tweede lid, in verbinding met art. 511h van het Wetboek van Strafvordering, zodat de betrokkene in het beroep niet kan worden ontvangen.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart de betrokkene niet-ontvankelijk in het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.T. Boerlage, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
28 november 2017.