ECLI:NL:HR:2017:348

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 maart 2017
Publicatiedatum
2 maart 2017
Zaaknummer
16/03285
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen uitspraak over forensenbelasting door Gerechtshof ’s-Hertogenbosch

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 maart 2017 uitspraak gedaan in een cassatieberoep van belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch. Het beroep in cassatie was gericht tegen de uitspraak van het hof van 20 mei 2016, waarin het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant werd behandeld. De zaak betreft de aan belanghebbende opgelegde aanslag in de forensenbelasting voor het jaar 2013.

Belanghebbende heeft verschillende middelen voorgesteld in het cassatieberoep. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland heeft een verweerschrift ingediend, waarop belanghebbende een conclusie van repliek heeft gegeven. Het College heeft vervolgens een conclusie van dupliek ingediend. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij werd gesteld dat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

De Hoge Raad heeft ook de proceskosten beoordeeld en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Deze uitspraak is gedaan door vice-president R.J. Koopman als voorzitter, samen met de raadsheren M.A. Fierstra en J. Wortel, en is openbaar uitgesproken op 3 maart 2017.

Uitspraak

3 maart 2017
Nr. 16/03285
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof ’s-Hertogenboschvan 20 mei 2016, nr. 15/00752, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant (nr. AWB 13/7470) betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 2013 opgelegde aanslag in de forensenbelasting.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland (hierna: het College) heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend.
Het College heeft een conclusie van dupliek ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president R.J. Koopman als voorzitter, en de raadsheren M.A. Fierstra en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 3 maart 2017.