Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
7 maart 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van een verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 17 juni 2015 is gewezen. De verdachte, geboren in 1989, heeft geen middelen van cassatie ingediend. De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep. De Hoge Raad heeft beoordeeld of de verdachte ontvankelijk is in zijn beroep. Aangezien de verdachte niet binnen de wettelijke termijn een schriftuur met middelen van cassatie heeft ingediend, is niet voldaan aan het vereiste van artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor kan de verdachte niet in het beroep worden ontvangen. De Hoge Raad heeft op 7 maart 2017 het arrest gewezen, waarbij de verdachte niet-ontvankelijk is verklaard in het beroep.