ECLI:NL:HR:2017:809

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 februari 2017
Publicatiedatum
3 mei 2017
Zaaknummer
16/02972
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake rijontzegging en bewijsvoering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 7 februari 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 10 mei 2016. De verdachte, geboren in 1986, had beroep in cassatie ingesteld tegen een veroordeling tot een gevangenisstraf van één week wegens het besturen van een motorrijtuig terwijl hem de bevoegdheid daartoe was ontzegd. De advocaat van de verdachte, mr. R.J. Baumgardt, voerde aan dat het hof ten onrechte het vonnis van de politierechter had bevestigd, omdat de bewijsvoering onvoldoende was om te concluderen dat de verdachte op de hoogte was van de ontzegging van zijn rijbevoegdheid.

De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de verdachte geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. De Raad stelde vast dat de verdachte klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het cassatieberoep, en dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden. Daarom verklaarde de Hoge Raad het beroep niet-ontvankelijk, op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. Dit arrest is gewezen door de vice-president en twee raadsheren, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

De zaak benadrukt het belang van duidelijke bewijsvoering in strafzaken, vooral wanneer het gaat om de kennis van de verdachte over juridische beslissingen die zijn rechten beïnvloeden. De Hoge Raad bevestigt hiermee dat niet elke klacht automatisch leidt tot een ontvankelijk beroep in cassatie, vooral als het belang van de verdachte niet voldoende is aangetoond.

Uitspraak

7 februari 2017
Strafkamer
nr. S 16/02972
AJ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 10 mei 2016, nummer 20/001865-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 februari 2017.
Cassatieschriftuur inzake:
[verdachte] ,
wonende te [woonplaats] , verdachte,
Inleiding
Ondergetekende, als daartoe door de verdachte bijzonder gevolmachtigd, mr. R.J. Baumgardt, advocaat te Spijkenisse, heeft hierbij de eer aan u Edelhoogachtbaar College te doen toekomen een schriftuur van cassatie ten vervolge op het door [verdachte] , ingestelde beroep in cassatie tegen het arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch d.d. 10 mei 2016, en alle beslissingen die door het hof ter terechtzitting(en) zijn genomen.
In genoemd arrest heeft het hof het vonnis in Ie aanleg, waarin de verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week en waarin een beslissing is genomen ten aanzien van een vordering tenuitvoerlegging, bevestigd.
Middelen van cassatie
Als gronden van cassatie heeft ondergetekende de eer voor te dragen:
MIDDEL I
Schending van het recht en/of verzuim van vormen, waarvan de niet-naleving met nietigheid wordt bedreigd, althans zodanige nietigheid voortvloeit uit de aard van de niet in acht genomen vormen, in het bijzonder de artt. 359, 415, 423 Sv, en wel om het navolgende:
Ten onrechte heeft het hof het vonnis van de politierechter, waarin bewezen is verklaard dat verdachte op 16 januari 2015 te Bergen op Zoom, terwijl hij wist dat hem bij een rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, een motorrijtuig heeft bestuurd nu uit de gebezigde bewijsmiddelen niet, althans niet zonder meer kan volgen dat verdachte (wist dat hem) bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot besturen was ontzegd, zodat het hof ten onrechte het vonnis van de politierechter niet heeft vernietigd.
Toelichting
1.1
Aan verdachte is ten laste gelegd, dat hij:
"op of omstreeks 16 januari 2015 te Bergen op Zoom terwijl hij wist of redelijkerwijs moest weten dat hem bij rechterlijke uitspraak of strafbeschikking de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, het Piusplein, een motorrijtuig, (personenauto), heeft bestuurd;"
1.2
In het vonnis heeft de politierechter bewezen verklaard, dat verdachte:
"op 16 januari 2015 te Bergen op Zoom terwijl hij wist dat hem bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, gedurende de tijd dat hem die bevoegdheid was ontzegd, op de weg, het Piusplein, een motorrijtuig, (personenauto), heeft bestuurd;"
1.3
In het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep d.d. 26 april 2016 is onder meer gerelateerd dat aldaar door de raadsman onder meer is aangevoerd:
"() De rij-ontzegging loopt al zo lang dat het voor de verdachte onduidelijk is wanneer deze afloopt. Telkens als er een nieuwe zaak is krijgt hij een nieuw overzicht. Eerst zou de ontzegging lopen tot 2012, toen tot 2014 en nu hoorde hij dat het tot 2016 zou lopen. Ik heb mij ingespannen om duidelijkheid te verkrijgen. Het rijbewijs van de verdachte lag al lang in Frankrijk. Er is contact geweest met autoriteiten in Frankrijk. Het rijbewijs kwam in Nederland terecht, maar hoe is dat gegaan? () "
1.4
In het arrest heeft het hof overwogen zich te verenigen met het beroepen vonnis. In het arrest heeft het hof (vervolgens) het vonnis bevestigd. Aan het arrest heeft het hof nadien een aanvulling, inhoudende de gebezigde bewijsmiddelen, gehecht. Het hof is hiertoe klaarblijkelijk overgegaan nu de inhoud van de betreffende bewijsmiddelen niet in het in het proces-verbaal in eerste aanleg aangetekende vonnis is opgenomen (vgl. ro.v. 2.3.2 HR 6 september 2016,ECLI:NL:HR:2016:2026). Met betrekking tot de bewezen verklaarde ontzegging zijn als bewijsmiddelen gebezigd een door verdachte op 6 januari 2015 aflegde verklaring (bewijsmiddel 3), inhoudende:
"V: Ben je in het bezit van een geldig rijbewijs?
A: nee, mijn is geschorst.
V: Wanneer krijg jij je rijbewijs terug?
A: Ik had gerekend op december 2014, maar dat is 2 jaar verlengd dus december 2016."
1.5
Voorts is als bewijsmiddel (4) gebezigd een geschrift, te weten een 'uitdraai van politie uit het RDW', inhoudende onder meer:
1.6
Daarnaast zijn bewijsmiddelen gebezigd waaruit volgt dat het rijbewijs op 22 augustus 2014 door de RDW is verzonden naar het Arrondissementsparket Zeeland West-Brabant, die het rijbewijs op 28 augustus 2014 als 'ontvangen' heeft geregistreerd.
1.7
Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan naar de mening van verdachte niet, althans niet zonder meer volgen dat (verdachte heeft geweten dat hem) bij rechterlijke uitspraak de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen was ontzegd, zoals bewezen is verklaard, zodat de bewezenverklaring onvoldoende met redenen is omkleed. Zo ontbreekt bijvoorbeeld de inhoud van de kennisgeving ingang rijbevoegdheid (180 WvW; zie o.m. HR 30 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6920 alsmede HR 15 oktober 2013, ECLI:NL:HR:2013:967). Uit de bewijsmiddelen (zie hieronder 1.5) lijkt overigens veeleer te volgen dat de ontzegging opgelegd is door de officier van justitie; in ieder geval kan uit de bewijsmiddelen niet volgen dat (en wanneer) de ontzegging door een rechterlijke instantie is opgelegd, zodat de bewezenverklaring onvoldoende met redenen is omkleed.
1.8
Wellicht ten overvloede wordt opgemerkt dat verdachte in zijn belangen is geschaad, mede gelet op de omstandigheid dat namens hem ook is aangevoerd dat de situatie voor verdachte onduidelijk is geweest en dat hij telkens een nieuw overzicht krijgt over een eventuele rij-ontzegging als er een nieuwe zaak is.
Dat
Op vorenstaande gronden het u Edelhoogachtbaar College moge behagen, gemelde uitspraak te vernietigen met een zodanige uitspraak als uw Edelhoogachtbaar College noodzakelijk voorkomt.