Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
9 mei 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 mei 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld tot voorwaardelijke gevangenisstraffen, die door het Hof zijn omgezet in taakstraffen. De Hoge Raad diende te beoordelen of het Hof hierbij de juiste maatstaf had gehanteerd voor de omrekening van de gevangenisstraffen naar taakstraffen. De verdachte had in cassatie aangevoerd dat het Hof ten onrechte niet was uitgegaan van de maatstaf van twee uren taakstraf per dag vrijheidsstraf. De Hoge Raad oordeelde dat noch artikel 22d, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, noch enige andere wetsbepaling de rechter verplicht om deze maatstaf te hanteren. De Hoge Raad benadrukte dat een redelijke wetsuitleg vereist dat de rechter geen vervangende hechtenis mag opleggen die de duur van de niet ten uitvoergelegde vrijheidsstraf overstijgt. Het beroep van de verdachte werd verworpen, en de Hoge Raad bevestigde de beslissing van het Hof.