ECLI:NL:HR:2017:880

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 mei 2017
Publicatiedatum
16 mei 2017
Zaaknummer
15/04885
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herhaald conservatoir beslag op motor, sloep en personenauto in het kader van strafrechtelijk financieel onderzoek

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 mei 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beschikking van de Rechtbank Noord-Holland. Het betreft een klaagschrift ingediend door een klager, geboren in 1965, tegen het conservatoire beslag dat door de Officier van Justitie was gelegd op een motor, een sloep en een personenauto. De Rechtbank had eerder, op 2 maart 2015, een beslag opgeheven wegens disproportionaliteit, maar de Officier van Justitie legde opnieuw beslag op dezelfde voorwerpen. De Hoge Raad oordeelde dat de opvatting dat een eenmaal onrechtmatig geoordeeld beslag niet door een tweede beslag op hetzelfde voorwerp kan worden gevolgd, in het algemeen geen steun vindt in het recht. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van de Rechtbank dat de Officier van Justitie onrechtmatig had gehandeld door opnieuw beslag te leggen zonder dat er nieuwe feiten of omstandigheden waren die dit rechtvaardigden. De Hoge Raad verwierp het beroep van de Officier van Justitie, waarmee de eerdere beslissing van de Rechtbank werd bekrachtigd.

Uitspraak

16 mei 2017
Strafkamer
nr. S 15/04885 B
IV
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, van 17 april 2015, nummer RK 15/001441, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1965.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de Officier van Justitie. Deze heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel komt op tegen de gegrondverklaring van het beklag tegen het op de voet van art. 94a Sv gelegde beslag op een motor, een sloep en een personenauto, merk Audi.
2.2.
De Rechtbank heeft bij beschikking van 17 april 2015 het klaagschrift gegrond verklaard voor zover strekkende tot teruggave aan de klager van de bovengenoemde voorwerpen en het klaagschrift voor het overige ongegrond verklaard. De bestreden beschikking houdt in:
"Bij een eerder klaagschrift van klager is ook verzocht om opheffing van een gelegd conservatoir beslag op voormelde zaken. Bij beschikking van 2 maart 2015 heeft de rechtbank het beklag gegrond verklaard, de beslagen op de twee personenauto's, de motor en de sloep opgeheven en gelast dat deze zaken aan klager dienden te worden teruggegeven.
In die beschikking is geen beslissing genomen over de in beslag genomen Ford bestelauto.
Op 4 maart 2015 heeft de officier van justitie voormelde zaken opnieuw in conservatoir beslag genomen. Daarbij is op de personenauto Mercedes - ook - strafvorderlijk beslag gelegd. De bestelauto Ford was al eerder in strafvorderlijk beslag genomen.
2. Het standpunt van klager en zijn raadsman
De raadsman van klager heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de officier van justitie de eerdere beslissing van 2 maart 2015 van de rechtbank had dienen te respecteren, of daartegen beroep in cassatie had moeten instellen. Door geen van beide te doen is het huidige beslag in strijd met de beginselen van een behoorlijke procesorde gelegd en moet daarom worden opgeheven.
(...)
3. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het beklag ongegrond dient te worden verklaard.
In het kader van de berekening van wederrechtelijk verkregen voordeel is het voordeel ten tijde van de eerste beslaglegging berekend op transactiebasis. Daarna is tevens een kasopstelling gemaakt. Uit die (voorlopige) kasopstelling vloeit een aanzienlijk hoger onverklaarbaar vermogen (€ 534.633,95) voort dan uit de berekening op transactiebasis (€ 460.230,55). De gelegde andere conservatoire beslagen dekten niet het via de kasopstelling berekende wederrechtelijk verkregen voordeel. Nu de kasopstelling als een minimumpositie heeft te gelden, was de conclusie dat justitie kennelijk (nog) niet alle strafbare feiten in beeld heeft; er is echter wel een aanzienlijk onverklaarbaar en - gelet op de context van evidente hennepteelt - vermoedelijk wederrechtelijk verkregen vermogen, dat niet door de reeds gelegde beslagen werd gedekt. Uitgaande van de kasopstelling is met andere woorden geen sprake van disproportioneel beslag, maar zou zelfs aanvullend beslag dienen te worden gelegd.
Gelet hierop is opnieuw conservatoir beslag gelegd op de voorwerpen waarvan het bestaande conservatoire beslag op bevel van de rechtbank diende te worden opgeheven.
(...)
4. Beoordeling
Op 18 december 2013 heeft er in een bedrijfspand aan de [a-straat 1] te Wervershoof een doorzoeking plaatsgevonden, waarbij een in werking zijnde hennepplantage is aangetroffen. Het pand staat geregistreerd op naam van [A] B.V.. Deze B.V. wordt bestuurd door de holdings van klager en zijn broer. De verdenking bestaat dat klager en zijn broer zich hebben schuldig gemaakt aan hennepteelt. In het kader van een strafrechtelijk financieel onderzoek zijn onder klager en zijn broer diverse beslagen gelegd.
De conservatoire beslagen
In de hiervoor vermelde beschikking van 2 maart 2015 heeft de rechtbank geoordeeld dat het gelet op de toen voorhanden stukken niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, aan de klager/verdachte een geldboete dan wel de verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen. De rechtbank kwam echter tevens tot het oordeel dat op grond van de verdenking de bestaande beslagen op de onroerende zaken en tegoeden van klager en zijn broer voldoende verhaal vormden om aan een dergelijke verplichting te voldoen.
Daarom werd het beklag gegrond verklaard en de gelegde conservatoire beslagen op de voer- en vaartuigen opgeheven.
Allereerst dient in de onderhavige raadkamerprocedure te worden beoordeeld of de officier van justitie de bevoegdheid had om ondanks de beslissing van de rechtbank dezelfde zaken opnieuw in beslag te nemen.
De rechtbank is het op dit punt eens met het primaire standpunt van klager en zijn raadsman. Aan de officier van justitie is in het Wetboek van Strafvordering de bevoegdheid gegeven om in bepaalde omstandigheden conservatoir beslag te leggen ten laste van een verdachte. In een situatie zoals hier aan de orde levert het gebruikmaken van die bevoegdheid naar het oordeel van de rechtbank echter een misbruik van dat procesrecht op; ten tijde van de tweede beslaglegging was de officier van justitie er immers van op de hoogte dat de rechter het beslag als disproportioneel had beoordeeld. Dat zou mogelijk anders zijn, indien ten tijde van het tweede beslag sprake was van feiten of omstandigheden die ten tijde van de eerdere beslissing nog niet bekend waren of konden zijn. Daarvan is echter geen sprake. Het enkele feit dat de berekening van het wederrechtelijk voordeel hoger uitvalt, indien de zogenaamde kasopstelling wordt gehanteerd dan wanneer dat voordeel wordt berekend op basis van de transactiemethode, levert niet zo'n nieuw feit of nieuwe omstandigheid op (nog daargelaten dat gemotiveerd is betwist dat die kasopstelling tot een hoger bedrag leidt). De kasopstelling is immers niet gebaseerd op nieuwe gegevens, maar is opgesteld op basis van gegevens die ten tijde van de eerdere berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel ook al uit de stukken in het dossier waren af te leiden.
Het klaagschrift zal daarom gegrond worden verklaard, voor zover het de conservatoire beslagen betreft."
2.3.
De opvatting dat een eenmaal onrechtmatig geoordeeld op de voet van art. 94a Sv gelegd beslag niet door een tweede op hetzelfde voorwerp op de voet van 94a Sv gelegd beslag kan worden gevolgd, vindt in het algemeen geen steun in het recht (vgl. HR 20 februari 2007, ECLI:NL:HR:2007:AZ3564, NJ 2008/ 113).
2.4.
Het oordeel van de Rechtbank dat in een situatie zoals hier aan de orde de Officier van Justitie aan zijn bevoegdheid om ten tweede male conservatoir beslag te leggen een onrechtmatige toepassing heeft gegeven, geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Dat oordeel is voorts niet onbegrijpelijk, in aanmerking genomen dat de Rechtbank aan haar oordeel ten grondslag heeft gelegd dat ten tijde van het tweede beslag geen sprake was van feiten of omstandigheden die nog niet bekend waren of redelijkerwijze nog niet bekend konden zijn toen de Rechtbank oordeelde dat het eerdere beslag moest worden opgeheven wegens disproportionaliteit. Dat niet van zodanige feiten of omstandigheden sprake was, is een feitelijk oordeel dat in cassatie niet verder kan worden getoetst.
2.5.
Het middel is tevergeefs voorgesteld.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren H.A.G. Splinter-van Kan en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
16 mei 2017.